Er is een landelijk akkoord gesloten over de opvang van zeehonden, zo heeft het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit woensdag bekend gemaakt. De opvang wordt verder geprofessionaliseerd door de inzet van zogenaamde zeehondenwachters. En er zijn voorwaarden gesteld aan wanneer je een zeehond wel opvangt en wanneer niet.
Verder komt er een meldpunt waar je naartoe kunt bellen als je denkt een zeehond in problemen te zien. Een zeehondenwachter bekijkt dat dan en besluit of het dier moet worden opgevangen. De nieuwe aanpak gaat woensdag ook van start.
De inzet is om zeehonden zo veel mogelijk met rust te laten. Eerder was er een geschil tussen de verschillende zeehondenopvangen over hoever je daarin moet gaan. Daarom is er nu zogenaamd ‘Handelingskader’ opgesteld op basis van wetenschappelijk advies.
Opleiding
Mogelijk zieke zeehonden of jonge zeehonden worden in de meeste gevallen 24 uur lang geobserveerd voordat er een besluit over opvang wordt genomen. De zeehondenwachters die dan gaan doen, worden daarvoor opgeleid. Die opleiding wordt nog opgezet.
Zo krijgen jonge zeehonden langer tijd om te worden gevonden door hun moeder en zieke zeehonden de kans om te herstellen in hun eigen omgeving. Voor de opleiding, het onderzoek en de communicatie is 1,2 miljoen euro beschikbaar.
Het akkoord is er gekomen onder leiding van burgemeester Tineke Schokker van Vlieland en is deze woensdag op een online bijeenkomst ondertekend door landbouwminister Schouten, gedeputeerde Staghouwer van Groningen uit naam van de kustprovincies, de zeehondencentra, de vrijwilligersorganisaties en de gemeenten.
Bovendien wordt het gesteund door Staatsbosbeheer, de Coalitie Wadden Natuurlijk die de natuurbeheerders vertegenwoordigt, stichting het Zeeuwse Landschap en Stichting DierenLot.
Het gaat goed met de zeehond
Minister Schouten: “Ik ben blij dat de zeehondencentra en vrijwilligersorganisaties onder begeleiding van burgemeester Schokker dit breed gedragen akkoord hebben afgesloten. Het gaat goed met de zeehond in het Nederlandse kustgebied. De populatie is gegroeid van zo’n 500 in 1980 naar 15.000. Een succes waar we trots op mogen zijn en waar we op voort kunnen bouwen. Met het nieuwe akkoord krijgen zeehonden meer ruimte om hun natuurlijke gedrag te vertonen. Dat moedig ik aan.”
Burgemeester Schokker: “Ik wil vooral de zeehondencentra en vrijwilligersorganisaties bedanken dat ze zich zo voor deze nieuwe aanpak hebben ingezet en dat er vertrouwen is samen verder te gaan. Nu is het belangrijk dat de toeristen en strandgangers ook gaan begrijpen dat gestrande zeehonden vaak het beste met rust gelaten kunnen worden. De boodschap is: zie je een zeehond in problemen? Bel de zeehondenwachter.”
De zeehondencentra die het akkoord ondertekenen, zijn: Stichting A Seal, Centrum voor Zeezoogdierenzorg, Stichting Texels Museum (Ecomare), Stichting Zeehondencentrum Pieterburen, Stichting Zeehondenopvang Eemsdelta, Stichting Zeehondenopvang Terschelling, Stichting Eerste Hulp bij Zeehonden en Stichting Reddingsteam Zeedieren Nederland.
Meeste zeehonden leven in Waddenzee
In Nederland zijn er nu zo’n 11.000 zeehonden. 90 procent daarvan leeft in de Waddenzee. Dan gaat het om de gewone en de grijze zeehond. Er is sprake van een gezonde en stabiele populatie.
Het is zaak om de komende dertig jaar voor de Waddenkust flink wat klei te laten opslibben. Kwelders dempen de effecten van de stijgende zeespiegel en bufferen enorm veel CO2. De Waddenzee kan op dit moment de jaarlijkse stijging van de zeespiegel met 2 millimeter nog redelijk bijbenen. De opslibbing van klei voor het vasteland gaat nu nog een tikkie harder. Van dat proces kunnen we maar beter profiteren, zegt adjunct-directeur Chris Bakker van It Fryske Gea. ,,Als je een zeespiegelstijging krijgt van vele centimeters per jaar, dan zal die opslibbing dat niet kunnen bijhouden.’’
Volgens Bakker weten we niet voor 2050 in welk klimaatscenario we belanden. ,,Dat betekent dat we nog dertig jaar hebben om een mooie voorraad klei op te bouwen in de Friese kuststreken. Ik denk dat we die kans moeten grijpen.’’ Hoewel er kostbare inrichtingsmaatregelen nodig zijn, denkt Bakker dat dat al snel uit kan. ,,Als je een kuub klei uit het buitenland moet aanvoeren, betaal je er 15 euro of meer voor, terwijl je het ook kunt laten aanvoeren door de zee.’’
Chris Bakker was gisteren een van de sprekers tijdens een digitale groenlunch van de Friese Milieu Federatie over natuurlijke klimaatbuffers. Kwelders kunnen in dubbel opzicht tot deze buffers worden gerekend. Ze temperen niet alleen de oprukkende zee door de golfslag te breken, maar zijn ook nog eens van grote waarde voor de opslag van CO2, een van de grootste motoren achter diezelfde zeespiegelstijging.
Deze mariene koolstofvastlegging – blue carbon – vindt op twee manieren plaats: via dode algen en diertjes die neerslaan met de klei en via de wortels van kwelderplanten. De hoeveelheden waarover het gaat zijn niet te onderschatten, becijferden ecologen van het Culemborgse Bureau Waardenburg. De Nederlandse kwelders, die 10.000 hectare beslaan, zijn samen goed voor een jaarlijkse koolstofopslag van 60.000 ton, waarvan 36.000 ton voor rekening komt van de Fries-Groningse kust.
De noordelijke kwelders bergen gemiddeld 1212 ton CO2 per hectare. Dat is vele malen hoger dan de koolstofvoorraad in bossen in onze streken (160 ton per hectare) en in tropisch bos (90 ton per hectare). De onderzoekers schreven: ,,Het areaal aan bossen dat nodig is voor een vergelijkbare CO2-prestatie als van alle kwelders langs de Friese en Groningse kust is ongeveer 27.000 hectare, ofwel circa tien keer zo groot.’’
Een meerderheid van de gemeenteraad van Het Hogeland stemt in met het bestemmingsplan van het Werelderfgoedcentrum Lauwersoog.
Daarmee is de weg vrij voor de komst van een iconisch informatie- en zeehondencentrum vlakbij bij de haven in Lauwersoog.
Alleen de VVD maakte woensdagavond een voorbehoud. Ze stemt in met de komst van het gebouw maar niet met de financiën. Raadsleden werden namelijk gevraagd 8 ton voor de voorbereidingskosten beschikbaar te stellen. ,,We weten niet hoe het gebouw er uit gaat zien’’, zei Stefan van Keijzerswaard (VVD). ,,Ook komt er mogelijk nog een garantstelling die in de miljoenen gaat lopen.’’ Het is de liberalen te vaag en onzeker.
Dubbele petten
Tegenstander van het bestemmingsplan van het Werelderfgoedcentrum (WEC) is de SP, maar beide fractieleden kampen met gezondheidsklachten en durfden de raadsvergadering in verband met het coronavirus niet aan. In een schriftelijke reactie liet de partij eerder deze week weten dat ze vindt dat het besluit ‘er wordt doorgejast’. De partij verwijt Niek Kuizenga, directeur van stichting WEC én het Zeehondencentrum, dubbele petten net als gedeputeerde Henk Staghouwer die tevens voorzitter is van het Waddenfonds dat het WEC subsidieert. Kuizenga wordt ook ‘dictatoriaal leiderschap’ verweten waardoor natuur- en milieuorganisaties afhaken.
Gebouw van 20 meter hoog
Nu het bestemmingsplan is aangenomen kan er een gebouw komen van 20 meter hoog en 8000 vierkante meter groot. In de eerste plannen was sprake van 30 meter en 16.000 vierkante meter. Natuurorganisaties als de Waddenvereniging en Natuurmonumenten, en lokale ondernemers vonden dat veel te groot en dienden bezwaar in. Ook de 20 meter is bij sommige clubs omstreden.
Werelderfgoedcentrum Lauwersoog
Exploitatie
Met de zekerheid die er nu is kan stichting WEC verder met het het rond krijgen van de exploitatie. Externe partijen zouden willen investeren maar dan moest Het Hogeland wel eerst het bestemmingsplan goedkeuren. Op 1 juli, als stichting WEC een totaaloverzicht over de gelden heeft, wil ze een ‘go‘ of ‘no-go’ besluit nemen.
Inmiddels is de Deens architecte Dorte Mandup bezig met een nieuw ontwerp voor het gebouw. Die tekeningen moeten begin mei klaar zijn.
Als het financieel allemaal lukt kan dit najaar worden begonnen met het bouwrijp maken van het terrein.
Gepubliceerd op: 25 februari 2020- Laatste update: 26 februari 2020 12:19 uur
Paraffine, flessenpost, onderzoeksmateriaal, My Little Pony’s, granulaatkorrels en nog veel meer. Het jaarlijkse onderzoek naar zwerfafval in de Waddenzee leverde ook in 2019 een uitgebreide lijst op van producten die niet thuishoren in dit unieke natuurgebied.
Rijkswaterstaat laat, samen met mede-initiatiefnemer de
Waddenunit (ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), sinds
2018 onderzoek uitvoeren naar afval in de Waddenzee. Wat is het precies
en waar komt het vandaan? Door meerjarige monitoring is mogelijk
antwoord te geven op die vragen. Het doel is om te komen tot effectieve
maatregelen.
De resultaten over het jaar 2019 zijn uitgewerkt in een uitgebreid onderzoeksrapport. De monitoring is uitgevoerd door Bureau Waardenburg in samenwerking met de Waddenunit.
Onderzoek op 3 wadplaten
Om een goed beeld te krijgen van de herkomst van het aangespoelde zwerfvuil,
zijn er locaties uitgekozen die niet of nauwelijks gebruikt worden door
mensen. Het afval dat lokaal door toeristen achtergelaten wordt, zoals
peuken, blikjes en plastic bestek, blijft dan buiten beschouwing. De
Steenplaat, Griend en de Zuiderduintjes zijn zulke locaties.
De
onderzoekers werken zo veel mogelijk via de OSPAR-methodiek. Daardoor
zijn de resultaten goed te vergelijken met onderzoeken in andere zeeën.
Simpel gezegd wordt er per locatie gewerkt met een onderzoeksvakken van 1
km lengte voor groot afval met daarin een vak van 100 m voor zichtbaar
afval (kleiner dan 50 cm). Daarnaast zijn er eisen rondom het getij en
de frequentie. Uiteraard houden de onderzoekers rekening met de
specifieke natuurwaarden van het gebied, waaronder de rust voor
zeehonden en vogels.
Impact containerramp zichtbaar
Uit het onderzoek blijkt dat er tussen het jaar 2018 en 2019 vooral
een groot verschil zit in het begin van het jaar. Zo is op het oostelijk
gelegen Zuiderduintjes (bij de Rottums) veel vuil aangetroffen die de
onderzoekers kunnen linken met de lading van de MSC Zoë.
Meeste vervuiling
Op Griend is over het jaar 2019 de hoogste dichtheid gevonden aan zwerfafvalitems. Dat geeft aan dat vervuiling ook andere oorzaken kent. Zo is er op dit eiland veel isolatieschuim gevonden, vermoedelijk afkomstig uit de bouwsector en te herleiden tot Harlingen. Opvallend is verder dat op deze plek onderzoeksmateriaal is gevonden vanuit de verschillende wetenschappelijke onderzoeken die er lopen rondom dit eiland.
Chemische verontreiniging
De Zuiderduintjes waren in 2018 nog de schoonste wadplaat. Niet
verwonderlijk, aldus de onderzoekers, omdat het gebied rondom de Rottums
afgesloten is voor menselijk gebruik. Maar na de MSC Zoë is er veel
afval teruggevonden uit de containers. Maar ook hier geldt dat dit zeker
niet de enige afvalveroorzaker is. Op Zuiderduintjes zijn bijvoorbeeld
ook 191 stukken paraffine aangetroffen.
Ook de Steenplaat was iets
vervuilder dan in 2018. Dit is overigens niet toe te schrijven aan MSC
Zoë. Wat de reden wel kan zijn, is ook voor de onderzoekers nog de
vraag. Zij benadrukken dat meerjarig onderzoek belangrijk is om patronen
te kunnen ontdekken.
Duurzame aanpak zwerfafval Waddengebied
Rijkswaterstaat werkt, samen met andere organisaties, aan een duurzame aanpak van zwerfafval in het Waddengebied.
Het gaat dan om zowel preventie, monitoring, handhaving als opruimen.
Doel is om het beheer op het gebied van zwerfafval te verbeteren. Ook
kijken we naar mogelijkheden voor het inzetten van communicatie en
gedragsverandering. Meer weten? Kijk op de website Afval Circulair.
De aan de buitenzijde afgekeurde Lauwersmeerdijk wordt de komende jaren aangepakt. Waterschap Noorderzijlvest wil in samenwerking met Rijk en provincie de dijk op de schop nemen. Geraamde kosten: 97 miljoen euro. Geschreven door Martijn Folkers Verslaggever
‘Deze dijk is vijftig jaar geleden aangelegd. De dijk is getoetst en afgekeurd. Daarom willen we de dijk versterken’, zegt projectleider Ate Wijnstra van waterschap Noorderzijlvest.
Het
waterschap houdt het niet bij een dijkversterking an sich, maar probeert
er allerlei ontwikkelingen omheen te creëren om het Lauwersmeergebied
toekomstbestendig te maken.
Natuurlijke overgang van dijk naar zee
‘Wat
voor ons heel belangrijk is, is dat we grenzen aan werelderfgoed
Waddenzee’, vervolgt Wijnstra. ‘We willen een veel natuurlijker overgang
creëren van dijk naar zee. Verder ligt achter de dijk ruimte om de
vissen beter de dijk te laten passeren.’
Ook wordt er gewerkt aan
een tweede aanrijroute richting de haven. ‘Gemeente en ondernemers
hebben nadrukkelijk aangegeven dat ze een extra ontsluiting naar de
haven willen realiseren.’
Rijk betaalt leeuwendeel
Voor de
dijkversterking wordt 75 miljoen euro uitgetrokken. Daarvan betaalt het
Rijk via het Hoogwaterbeschermingsprogramma ruim 67,5 miljoen euro en
legt Noorderzijlvest zelf nog zo’n 7,5 miljoen op tafel.
Naast de
dijkversterking wordt er vijf miljoen uitgetrokken voor het creëren van
de natuurlijke overgang, veertien miljoen voor een zoet-zoutovergang en
vismigratie, twee miljoen voor kwelderuitbreiding en één miljoen voor de
tweede aanrijroute. Deze gelden worden op tafel gelegd door
respectievelijk het Waddenfonds, het Rijk, de provincie Groningen en de
gemeente Het Hogeland.
2024 opgeleverd
Wijnstra denkt dat
na de besluitvormingsprocedure de schop in 2023 de grond in gaat. Naar
verwachting is het hele project medio 2024 opgeleverd.
Hoe we buitenlandse toeristen gaan verleiden: ‘Amsterdam? Ga naar de Wadden!’
Waarom trekken miljoenen buitenlandse toeristen in ons land ‘blind’ naar het overbevolkte Amsterdam, Giethoorn en de Zaanse Schans? Alsof er geen Waddeneilanden bestaan. Nieuw beleid is gericht op spreiding en duurzaamheid. Op stap met reisjournalisten en influencers uit heel Europa die het ‘andere’ Holland moeten promoten.
De bus die de buitenlandse gasten naar de haven van Lauwersoog moet brengen, staat muurvast op de A4. Dit is geen Holland-promotie. Dat voelen de mensen die de ‘ontdekkingsreis’ organiseren – het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC) – zelf ook wel.
Eenmaal in de haven van Lauwersoog, waait er een strakke wind over de kade. Diep weggedoken in hun jassen stapt het gezelschap aan boord van de Happy Seal, de boot van schipper Anton Lergner. Beneden in de kajuit staan warme soep, broodjes en rozijnenbollen klaar. Een enkeling waagt zich al buiten, zoals de Franse influencer Cindy Mollaret: ,,Zeewind, heerlijk!’’
Nederland
heeft dan misschien geen Grand Canyon, Matterhorn of Mont Blanc, maar
prachtige natuur hebben we in overvloed, als je er maar oog voor hebt en
de onwetende toerist uit het buitenland erop wijst. Of beter nog:
ernaartoe leidt. Schipper Anton stuurt zijn boot de Waddenzee op.
,,Hoezo hebben wij geen overweldigende natuur’’, vraagt Anton. ,,Wat mij
betreft is de Waddenzee net zo mooi als de Grand Canyon. Het gebied
moet alleen nog ontdekt worden. Ik vaar ’s avonds wel eens naar een
drooggevallen zandplaat om daar de zonsondergang te beleven. Man, man,
zo prachtig!’’
In de verte staat de vuurtoren van
Schiermonnikoog, links zien we de contouren van Ameland. Aan beide
kanten van de boot valt het wad langzaam droog. Alle passagiers hebben
ondertussen een plek op het achterdek opgezocht. Er zijn geen zeehonden,
wel honderden vogels op zoek naar voedsel. Hans Gartner, vogelexpert en
boswachter van het Nationaal Park Lauwersmeer, vertelt het buitenlandse
gezelschap gepassioneerd over lepelaars, aalscholvers, scholeksters en
het visdiefje. En dat het gebied een belangrijke rol speelt in de
wereldwijde vogelmigratie.
Schoonheid
De leegte heeft haar eigen schoonheid. Zelfs als het miezert. Dan worden de geluiden gedempt, valt er een gordijn van honderden tinten grijs over het landschap en hult de streek zich in een melancholische sfeer. Maar dat is niet het soort natuur dat vanzelf een breed internationaal publiek trekt. De meeste buitenlandse toeristen kiezen voor populaire bestemmingen als Amsterdam, Giethoorn en de Zaanse Schans, terwijl er tal van mooie streken zijn die best meer bezoekers kunnen gebruiken. Denk aan Groningen of Zeeuws-Vlaanderen.
Een pittige uitdaging voor het NBTC, dat de taak heeft buitenlandse bezoekers naar Nederland te halen. Onmogelijk is het niet. Eindhoven heeft bewezen dat je als relatief onbekende bestemming zonder grote attracties toch toeristisch succes kan boeken. Het aantal hotelovernachtingen nam toe van 735.000 in 2015 tot meer dan 1 miljoen in 2019. Alleen Rotterdam en Amsterdam groeien harder. Het is niet precies bekend welk aandeel voor rekening komt van buitenlandse gasten, maar dat de interesse vanuit het buitenland toeneemt, staat volgens Erik van Gerwen van citymarketing organisatie Eindhoven365 wel vast.
Wat
zijn de grootste toeristentrekkers van Nederland? Bekijk de top 5 in de
afbeelding hieronder. Navigeer met de pijltjes links en rechts.
Groei
Toerisme kan op het platteland helpen om de leefbaarheid te behouden of te verbeteren
,,We zetten in op ons eigen DNA’’, aldus Van Gerwen. ,,Eindhoven is een stad van design en innovatie. Niet van oude geveltjes, tulpen en molens. Onze identiteit past heel goed bij individuele reizigers die een bestemming zelf willen ontdekken. Die gasten proberen we te verleiden.’’
De promotie van Nederland als toeristische bestemming was jaren gebaseerd op groei: meer bezoekers en overnachtingen. Voor de periode van 2020 tot 2030 heeft de gastvrijheidsindustrie een andere strategie gekozen: duurzaamheid en spreiding.
,,We willen toeristen niet langer alleen voor het geld naar Nederland halen’, zegt Conrad van Tiggelen, marketingmanager NBTC. ,,Toerisme doet meer: het kan op het platteland helpen om de leefbaarheid te behouden of te verbeteren.’’
De
promotiecampagne met de nationale parken, waaronder de Waddenzee, gaat
om het trekken van toeristen die op zoek zijn naar iets verrassends als
wadlopen of bevers spotten. Sluit ook beter aan bij natuurbehoud en
duurzaamheid. Van Tiggelen: ,,Buitenlanders willen allereerst de bekende
hoogtepunten zien, de iconen van Nederland. Als je nog nooit in Parijs
bent geweest, wil je naar de Eiffeltoren en het Louvre. Maar zulke
plekken verkopen zichzelf. Wij richten ons de komende jaren op het
andere moois van ons land.”
Maar hoe bijzonder is dat ‘andere’
Nederland? Cristina Candel, journalist van de Spaans krant El Mundo
hoeft er niet lang over na te denken: ,,Wij hebben gisteren met
zonsondergang een boottocht door de Biesbosch gemaakt. Die dieren zullen
weinig Spanjaarden trekken, wildlife in Spanje is spectaculairder, maar
het varen was wel heel bijzonder. De kreken, het lage licht, de stilte.
Net zo mooi en spannend als een boottocht door de jungle van Costa
Rica.”
De journalist is verschillende keren in Nederland geweest
en noemt zichzelf fan van ons land. ,,Maar niet van Amsterdam’’, zegt ze
lachend. ,,Veel te toeristisch. Juist buiten Amsterdam vind je die
sprankelende, open en relaxte sfeer die Nederland uniek maakt.”
De
boot legt aan in de haven van Lauwersoog en het gezelschap verplaatst
zich naar een dorp waarvan iedereen zich afvraagt hoe je de naam in
hemelsnaam uitspreekt: Paesens-Moddergat. Een schattig plaatsje dat,
aldus de buitenlandse bezoekers, op een levensgevaarlijke plek ligt:
onder zeeniveau! De Italiaanse delegatie vraagt zich hardop af hoe de
bewoners hier ’s nachts rustig kunnen slapen. Bij een voormalig kerkje
staat wadloopgids Harm Jan Wilbrink te wachten. Voor vertrek zoekt
iedereen passende wadloopschoenen uit en daarna volgen we het spoor van
Harm Jan. Stappen door de modder. Afhankelijk van de waterstand worden
we tot onze enkels of tot aan de heupen nat.
Onwennig maken de
journalisten en influencers hun eerste passen op de drooggevallen
zeebodem. Voor de meesten een onwerkelijke ervaring. De Italianen wordt
op het hart gedrukt zich geen zorgen te maken. De zee zal hen niet
wegspoelen.
De Belgen zijn direct enthousiast. ,,Heel bijzonder”,
vindt blogger Bart Melis. ,,Bij ons vind je zoiets niet, wij hebben ook
geen eilanden. En het is maar vier uurtjes rijden, hè.” Collega-blogger
Sylvie van Nieuwerburgh vult aan dat veel Belgen hun buurland al vrij
aardig kennen en daarom juist gevoelig zijn voor het ontdekken van
nieuwe plekken. ,,Iedereen in België kent plaatsen als Sluis, Maastricht
en Breda, maar de Waddenzee? Dat is echt nieuw.”
Gebakken scholekster
Ik kom hier los van het dagelijkse leven en voel me weer verbonden met de aarde
Tijdens de tocht scharrelen de journalisten en influencers zelf een deel van hun maaltijd bij elkaar: kokkels, mosselen, alikruiken, zeekraal. In een voormalig kerkje aan de dijk wordt de vangst schoongemaakt en bereid met andere producten uit de streek. Harm Jan: ,,Wij denken altijd dat we in Nederland geen eetcultuur hebben. Maar ik vind de regionale keuken hier juist super interessant. Ik heb laatst nog een oud recept gevonden: scholekster gebakken in zeehondenvet. Dat kun je tegenwoordig niet meer serveren.’’
Buiten op de dijk giert de wind. Het is gaan regenen. Schapen zoeken beschutting bij elkaar en het drooggevallen wad vult zich weer met water. De sporen van de groep worden langzaam uitgewist.
Nee, dit is geen Grand Canyon. Het is hier niet overdonderend of adembenemend. Pas als je met je voeten in de modder hebt gestaan, je gezicht gloeit van de zilte wind en je geniet van de maaltijd die je zelf bij elkaar hebt gezocht, dringt de echte schoonheid van de Wadden tot je door. De Franse influencer Cindy Mollaret is naar de dijk gewandeld. ,,Dit is bijna een spirituele ervaring”, zegt ze. ,,Het water, de polders, de wind, die oneindige verte. Ik kom hier los van het dagelijkse leven en voel me weer verbonden met de aarde. Zoiets overkomt me niet vaak.”
Waddenfonds draagt € 13,3 miljoen bij aan het verbeteren van de vistrek tussen de Waddenzee en het binnenland. Het project Ruim Baan voor Vissen 2 moet een belangrijke impuls geven aan de visstand in het Waddengebied. Al jaren is de visstand in de Waddenzee te laag en zijn de vissen er te klein. In totaal wordt er in de tweede fase van dit meerjarige programma van de waterschappen van Noord-Holland, Fryslân, Groningen en Drenthe en Hogeschool Van Hall-Larenstein € 44,5 miljoen geïnvesteerd. Het Waddenfonds draagt hier € 13,3 miljoen aan bij.
Door dijken, sluizen, stuwen en gemalen is de vistrek tussen de
Waddenzee en het binnenwater achter de dijken hevig verstoord geraakt.
Daardoor kunnen vissen lastig meren, beken en rivieren bereiken waar ze
paaien en jongen krijgen. Het gevolg is dat trekkende vissoorten zoals
de zeeforel, paling en glasaal het moeilijk hebben in het Waddengebied.
In deze tweede fase van het project Ruim Baan voor Vissen wordt het
meeste geïnvesteerd in de verbetering van de vismigratie in de kop van
Noord-Holland. Zo komt er een verbinding tussen zee en achterland met de
aanleg van een zoet-zout overgang en veertien hectare brakwatergebied.
Deze maatregelen worden uitgevoerd als de financiering volledig gedekt
is en het Algemeen Bestuur van het Hoogheemraadschap Hollands
Noorderkwartier hierover definitief heeft beslist. In totaal worden in
de kustprovincies op negentien plekken vispassages verbeterd en
aangelegd. Daarnaast worden in het achterland paai- en opgroeigebieden
geschikt gemaakt voor vissen.
Bij het nemen van de maatregelen worden negatieve gevolgen voor de
agrarische sector voorkomen door het weren van brakwater op
landbouwgronden. Naast de grootschalige aanpak in Noord-Holland komen er
ook in Fryslân en Groningen aanvullende vismigratievoorzieningen.
Het project is een vervolg op Ruim Baan voor Vissen 1, waarmee al een
aantal knelpunten in de vismigratie langs de Waddenkust is opgelost. Zo
zijn bij Delfzijl maatregelen getroffen waardoor trekvissen nu
makkelijker de boezemkanalen van Duurswold kunnen bereiken. Op dit
moment worden er ook bij Lauwersoog en in de Afsluitdijk voorzieningen
voorbereid die de vismigratie richting de provincies Groningen, Fryslân
en het IJsselmeer en haar achterland verbeteren.
Met een monitoringsprogramma wordt beoordeeld hoe effectief de vismigratievoorzieningen zijn. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar zoet-zout overgangen en brakwatergebieden. Met de opgedane kennis moeten vismigratiesystemen voor de toekomst verder worden verfijnd. Ruim Baan voor Vissen 2 is onderdeel van het Investeringskader Waddengebied (IKW), een meerjarig programma om grootschalige investeringen in het Waddengebied mogelijk te maken.
Het Waddenfonds moest de ideale uitruil worden: gas voor natuur. Inmiddels is bijna zeshonderd miljoen euro in het Waddengebied verjubeld zonder dat de natuur er beter van werd. Vooral slimme ondernemers en hobbyisten profiteerden van het fonds.
Nationaal Park Lauwersmeer
is een vogelparadijs. Tijdens de trek vliegen dagelijks tot
dertigduizend brandganzen over de voormalige zeebodem en in de wildernis
broeden ruim honderd vogelsoorten. Bovendien is het ’s nachts een van
de donkerste gebieden van Europa, en dat is bijzonder in het
helverlichte Nederland. Maar aan de rand van deze zeer zeldzame
duisternis, in het Groningse havendorpje Lauwersoog, komt het
Werelderfgoedcentrum Waddenzee. Een ‘internationale vuurtoren voor
kennis, activiteiten, onderzoek en ondernemerschap’.
Althans, dat is de droom van enkele invloedrijke lokale bestuurders
die liefkozend spreken over een ‘ecologisch visitekaartje’. Maar dan wel
een van dertig meter hoog, met in de top een opvangcentrum voor
zeehonden, beneden een hotel en een ‘beleefcentrum’. Kosten? Bijna
dertig miljoen euro. Dat bedrag lijkt geen enkel probleem, want alle
betrokkenen weten dat ze het Waddenfonds, een pot met honderden
miljoenen euro’s, binnen handbereik hebben.
Het Waddenfonds werd in 2006 opgericht om met achthonderd miljoen
euro de natuur in het Waddengebied te versterken. Het was een uniek
compromis tussen het bedrijfsleven en natuurbeschermingsorganisaties en
ogenschijnlijk zo gunstig dat het concept sindsdien wordt herhaald. Zo
moet het kabinet nu beslissen over een Noordzeeakkoord, waardoor met de
opbrengsten van gaswinning op de Noordzee onder meer de natuur kan
worden beschermd.
Wat is er met het Waddenfonds gebeurd? Investico maakte samen met Dagblad van het Noorden, de Leeuwarder Courant, De Groene Amsterdammer en EenVandaag
de balans op. Uit ons onderzoek blijkt dat het fonds een grabbelton is
geworden in handen van de provincies die het gebruikten om er zelf beter
van te worden en goede sier te maken. Ook slimme ondernemers en
hobbyisten wisten wel raad met de goedgevulde subsidiepot. Het
oorspronkelijke doel, bescherming van het Waddengebied, raakte steeds
verder uit zicht. ‘Het fonds heeft niet echt willen onderzoeken hoe het
met het wad gesteld is. Het gebied had er veel beter uit kunnen zien dan
nu’, concludeert waddenbioloog Theunis Piersma.
Vijftien jaar geleden werd aan de bel getrokken. ‘De ecologische
kwaliteit van de Waddenzee is in één generatie tijd dramatisch
verslechterd’, waarschuwde Roel Cazemier van de Raad voor de Wadden in
2005. In die periode schraapten kokkelvissers met hun kokkeloogst het
leven van de zeebodem. Steeds minder trekvogels waren op het wad te zien
en haaien en roggen waren al enige tijd verdwenen. En dat was
zorgelijk. Het Waddengebied is niet alleen een van de mooiste
natuurgebieden van Nederland, maar ook van essentieel belang voor het
hele Arctisch gebied. Zo zijn trekvogels die van Afrika naar Groenland
vliegen van het wad afhankelijk voor voedsel. Tot overmaat van ramp
wilde de nam in het aardgasrijke gebied
boren. Dat zou desastreus zijn voor de Wadden, waarschuwde de
Waddenvereniging. Vervuiling, bodemdaling en ongelukken zouden
verstrekkende gevolgen hebben voor dit unieke natuurgebied.
De protesten laaiden op. Elke poging tot een besluit over het gebied
verzandde in een zwaar gepolariseerde discussie en de onderhandelingen
over het gebied kwamen in een impasse. Oud-staatssecretaris Wim Meijer
kreeg als voorzitter van de Adviesgroep Waddenzeebeleid, van het kabinet
de lastige taak om met een oplossing komen.
Dat leverde een volbloed Nederlands-bestuurlijke oplossing: onder
strikte voorwaarden zou naar gas geboord mogen worden, maar ter
compensatie kreeg het Waddengebied een ‘omvangrijk investeringsplan’ à
achthonderd miljoen euro. Een onafhankelijke monitoringscommissie moest
toezien op de voortgang, economische activiteiten in het gebied moesten
vooraf strikte grenswaarden opgelegd krijgen. In 2026, als de
achthonderd miljoen euro zou zijn uitgegeven, moesten de projecten ‘op
een zichtbare manier het Waddengebied vooruit hebben geholpen’, schreef vrom-minister
Sybilla Dekker aan de Kamer. Een ‘historisch’ besluit, noemde Roel
Cazemier van de Raad voor de Wadden de oprichting van het fonds in 2005.
‘De tijd van discussiëren is voorbij. Er moet nu worden gehandeld.’
Maar op de valreep greep de Tweede Kamer in, een draai die
waddenbioloog Theunis Piersma achteraf bestempelt als ‘kaping van het
fonds’. Fries en cda-Kamerlid Joop Atsma
vond dat ook de economie moest profiteren van de pot geld. Hij kreeg
voldoende steun voor een motie waarmee het fonds gelijk verdeeld zou
worden tussen natuur en economie, een scheiding die de commissie-Meijer
nadrukkelijk niet had gemaakt. ‘Het moest juist een integrale aanpak
zijn’, legt de oud-voorzitter uit. Hij kijkt inmiddels met gemengde
gevoelens op het Waddenfonds terug. ‘In het Waddengebied hangt alles
samen’, vertelt Meijer in zijn woning op de bosrijke Veluwe. ‘Zoals het
verblijf van trekvogels samenhangt met de visstand, die weer samenhangt
met de mossels.’ De natuur moest voorop staan, zegt hij. Een centrale
aanpak in het gebied – bestuurd door drie provincies, tientallen
gemeenten en beheerd door dertien natuurorganisaties – was essentieel.
‘De politiek moest verantwoordelijkheid nemen.’ Niet naar één aspect
kijken, maar het geheel in ogenschouw nemen.
‘De motie was nog schadelijker dan je denkt’, evalueert Piersma. ‘Het
betekende niet alleen dat er de helft minder aan geld voor ecologie
was. Het betekende ook dat het geld voor ecologie slechter werd besteed.
Het economisch kortetermijndenken raakte ook daar dominant. In plaats
van een integrale aanpak voor de natuur, werd geïnvesteerd in een reeks
kortademige herstelprojecten.’ Voordat het fonds goed en wel van start
kan gaan, besluit de minister met ruim 120 miljoen euro de kokkelvissers
uit te kopen. Dan is er nog bijna zevenhonderd miljoen euro over.
De eerste barsten worden zichtbaar tijdens de eerste subsidieronde. Experts die betrokken waren bij het advies van Meijer vertellen dat ze met verbazing keken naar wat er met ‘hun’ fonds gebeurde. ‘Ik viel van mijn stoel’, zegt emeritus hoogleraar Han Lindeboom. Als marine ecoloog voorzag hij Meijer van advies. ‘Ze verhoogden de bruggetjes in Friesland zodat boten met een hogere mast daar ook onderdoor konden varen.’ Nu konden ook boten de Elfstedenroute varen. Kosten: ruim elf miljoen euro.
Het blijkt een voorbode voor de daaropvolgende jaren. Tussen 2006 en 2011 krijgen 54 projecten in totaal zo’n 110 miljoen euro subsidie. Slechts een klein deel hiervan komt ‘direct ten goede aan de natuur’, oordeelt de Rekenkamer in 2013. Het Friese PvdA-Kamerlid Lutz Jacobi, zeer begaan met het Waddengebied, wordt boos. ‘Het kabinet snoept van alle kanten uit dit fonds, terwijl het is ingesteld voor het compenseren van schade en ongemak van de grootschalige visserij en de gaswinning in het Waddengebied’, schrijft ze in februari 2011. ‘Het Waddenfonds mag geen grabbelton zijn!’ Jacobi vraagt een spoeddebat aan en pleit voor harde criteria voor de toekenning van geld.
Maar dan trekken de provincies het fonds naar zich toe. Niet langer
het rijk, maar drie gedeputeerden uit Noord-Holland, Groningen en
Friesland besluiten voortaan over de half miljard euro die dan nog te
verdelen is. Bij deze overdracht haalt het kabinet meteen 75 miljoen
euro uit de pot als bezuiniging. Jacobi is er niet gerust op. Ze zorgt
voor een commissie met externe deskundigen die ervoor moet zorgen dat
het fonds werkt aan het oorspronkelijke doel: ‘De verbetering van de
kwaliteit van het Waddengebied.’
‘In het Waddengebied hangt alles samen. Zoals het
verblijf van trekvogels samenhangt met de visstand, die weer samenhangt
met de mossels’
Directeur van Zeehondencrèche Pieterburen Niek Kuizenga heeft in 2013
een nieuwe zakelijke koers voor ogen. Hij ligt al een tijdje op
ramkoers met zeehondenmoeder Lenie ’t Hart, die in 1971 de opvang
oprichtte. Simpel gezegd is het haar ‘activisme’ tegen zijn ‘praktisch
realisme’. Een strijd die zij verliest. ‘Het impulsief activisme van een
charmant en uitgesproken dierenredster is als businessmodel
uitgewerkt’, schrijft Kuizenga in een open brief aan de raad van
toezicht. De entreegelden worden fors verhoogd, meer geld gaat naar
voorlichting in plaats van zorg voor de dieren, ‘de zakelijke markt
wordt met nieuwe arrangementen’ aangetrokken. Samen met
vastgoedondernemer Arie Heuvelman maakt Kuizenga een plan voor een nieuw
centrum in het dorp Lauwersoog met een zakelijk elan. Zeehondencrèche
Pieterburen moet zijn intrek nemen op de bovenste verdieping, en
Heuvelman begint beneden een hotel.
Het duurt niet lang of ook de provincie Groningen is aan boord, samen
met Staatsbosbeheer en Exploitatiemaatschappij Haven Lauwersoog. De
provincie laat in 2016 voor 175.580 euro een haalbaarheidsonderzoek
uitvoeren. Het levert veertig glanzende pagina’s op zonder cijfers,
analyses en risico’s, maar met veel foto’s, ‘expedities’ en
promotieteksten als het Werelderfgoedcentrum ‘als kans voor de
Waddenzee’. Volgens een later projectplan moet het centrum jaarlijks
tussen de 150.000 en 250.000 bezoekers trekken en wordt het een
banenmotor voor de regio. Het mag dan ook wat kosten: dertig miljoen
euro. Gedeputeerde Henk Staghouwer erkent in Dagblad van het Noorden
dat het een fors bedrag is. ‘Omdat we er specialisten bij halen die hun
sporen hebben verdiend in het opzetten van publiekstrekkers waar
ecologie, duurzaamheid en spannende architectuur de boventoon voeren.’
Maar die specialisten hebben een ontwerp gemaakt van een dertig meter hoog paviljoen aan de rand van het wad. Natuur- en milieuorganisaties maken zich zorgen. ‘De kernwaarden van het Waddengebied zijn vooral stilte, ruimte en duisternis’, zegt Arjen Kok van Natuurmonumenten in de pers. ‘Die zijn in dit deel van het wad nog aanwezig en dan zou het eigenlijk niet goed zijn dat in dit gebied zo’n hoog gebouw komt.’ Desondanks investeert de provincie vijf miljoen euro, Zeehondencentrum Pieterburen heeft toegezegd drie miljoen euro bij te dragen en ondernemer Heuvelman steekt tien miljoen in het horeca- en hotelgedeelte. Met een miljoen vanuit de gemeente een totaal van negentien miljoen euro. Er is nog een gapend gat in de begroting van ruim negen miljoen. Verantwoordelijk gedeputeerde Staghouwer laat in de pers weten ‘goede hoop’ te hebben dat het Waddenfonds kan inspringen.
Op 16 maart 2018 vergadert
het algemeen bestuur in de luxe groepsaccommodatie De Wierschuur bij
het Noord-Hollandse Hippolytushoef, een voor tweehonderdduizend euro
gerenoveerde schuur met dank aan het Waddenfonds. Voor hen ligt de 9,6
miljoen euro voor het Groningse project. Maar het bestuurt twijfelt. De
informatievoorziening is ‘summier’, staat in de notulen van de
vergadering. Er is geen projectvoorstel en een begroting ontbreekt.
Gedeputeerde Staghouwer belooft, nu als voorzitter van het
Waddenfonds, de benodigde informatie achteraf op te sturen en stelt voor
dat het bestuur instemt met 9,6 miljoen euro subsidie voor het
Werelderfgoedcentrum Waddenzee. Het bestuur gaat akkoord. ‘Voor het
Waddenfonds is het uitdragen van de Unesco-status van de Waddenzee een
zeer belangrijk speerpunt’, meldt Staghouwer een maand later in een
persbericht, ook weer als voorzitter van het Waddenfonds.
Het is een dubbelrol die in het noorden nauwelijks wenkbrauwen doet
fronsen, maar waar meermaals voor gewaarschuwd is. Vlak voordat de
provincies het geld in handen kregen waarschuwde de Algemene Rekenkamer
in 2012 voor het risico op ‘bestuurlijke beïnvloeding’. De
toezichthouder adviseert de provincies eventueel maatregelen te nemen.
‘Het is van belang in de toekomst (de schijn van) belangenverstrengeling
nauwkeurig in de gaten te houden.’ De jaren erna adviseert de interne
kwaliteitscommissie herhaaldelijk om de provincies expliciet uit te
sluiten van subsidieaanvragen. En ook in 2018 schrijven de regionale
rekenkamers dat de ‘onafhankelijkheid verder onder druk komt te staan’.
Het bestuur slaat de adviezen in de wind. In het Waddenfonds worden de
gezamenlijke belangen van de provincies behartigd, stelt het. ‘Alleen al
hierom kan er van belangenverstrengeling geen sprake zijn.’
Sterker nog, vanaf 2016 vragen de provincies steeds vaker geld aan
bij hun eigen fonds. Het bestuur besluit namelijk met twee derde van het
overgebleven budget, 180 miljoen euro, vooral grotere projecten te
financieren. Deze projecten worden vaak door de provincies zelf
uitgevoerd, zoals het Werelderfgoedcentrum. Met het nieuwe plan komt het
fonds tegemoet aan de jarenlange kritiek dat een langetermijnvisie
ontbreekt, maar is het risico op belangenverstrengeling urgenter
geworden. Het fonds heeft geen maatregelen genomen en is dat ook niet
van plan.
Voor vvd-Statenlid Nico Bakker is het
een reden om uit het bestuur te stappen. ‘Alles werd maar gehonoreerd.
Zonder dat er een echt doel voor ogen was’, blikt hij terug. De dubbele
petten gaven hem een ongemakkelijk gevoel. ‘De slager keurt zo zijn
eigen vlees. Dat wil je toch niet als gedeputeerde? Je komt in een
onmogelijke positie.’
Staghouwer vindt nog steeds dat hij deze rollen altijd goed heeft
kunnen scheiden. ‘We gaan uit van het Waddengebied als één, ongedeeld
geheel. Ik zit er niet voor Groningen. Ik heb wel een Groninger pet op,
maar ik ben er voor het hele Waddengebied’, zegt hij in een reactie.
Bovendien krijgt hij voor alle projecten ‘altijd het advies van de
directeur en een ambtelijk advies’.
De betwiste onafhankelijkheid
van het bestuur is niet het enige probleem dat steeds opduikt. In de
adviezen van de eigen kwaliteitscommissie, de rekenkamers en externe
adviseurs keert steeds hetzelfde refrein terug: ontwikkel een visie,
sluit aan bij de Waddenfondsdoelen, monitor de effecten van wat je doet,
zorg voor samenhang in plaats van versnippering. Of, zoals Jacobi zegt:
laat het Waddenfonds geen grabbelton zijn.
Toch is dat precies wat er is gebeurd, blijkt uit een overzicht dat
Investico maakte van alle toegekende subsidies tussen 2012 en 2018. Het
is een ratjetoe van projecten, van de bouw van een nieuw dorpshuis in
Bierum tot de aanleg van een zonnepanelenveld op Ameland. Een ton
subsidie voor bezinningstoerisme met een ‘sacrale duisternis- en
stiltebeleving’ in het Friese Schettens. Een ton voor de foodtruck met
streekproducten van een enthousiaste vader en zoon. Een ton voor een
blacklightgolfbaan op Terschelling. De Stichting Heidense Kapel krijgt
veertigduizend euro om een pelgrimsroute te ontwikkelen en een kapel te
herbouwen, Texelse ondernemers krijgen 89.000 euro voor ‘Texelpoints’,
een digitaal spaarpuntensysteem waarmee ze willen concurreren met
‘goedkope zonbestemmingen als Griekenland en Turkije’.
Op de Afsluitdijk wordt met anderhalf miljoen euro uit het fonds het
Vlietermonument gerestaureerd, en de provincie Groningen kreeg bijna een
miljoen euro voor de aanleg van fiets- en wandelpaden in het
Lauwersmeergebied. En dan is er nog de Rechte Weg, het kunstprojectplan
van zes kilometer wandelpad dat, als eerste weg ter wereld, niet de
bolling van de aarde volgt, ‘als een plank op een voetbal’ waarbij je
aan de uiteinden een kleine meter naar beneden springt. De kunstenaar
kreeg ruim vierhonderdduizend euro subsidie toegewezen uit het
Waddenfonds.
‘Het fonds had doelgericht te werk moeten gaan.
Dus: wat is er nodig om de natuur te versterken? Je moet niet ergens een
loket openen, want iedereen heeft wel zin in subsidie’
Het geld is doorgaans welkom in het gebied dat kampt met vergrijzing
en leegloop. Zo houdt Gerda van Dijk in het Friese Ee 42 paarden op haar
Sandy Road Ranch. Vroeger had elk dorp nog een café, vertelt ze vanuit
de huiskamerkantine naast de rijbak waar vier grote leunstoelen rond een
houtkachel staan. ‘Nu kunnen mensen voor koffie en een praatje hier
terecht.’ In een hoek staat een minibibliotheek en langs de wanden staan
bordspelletjes. Buurtbewoners lopen in en uit. Ze organiseert bingo- en
klaverjasmiddagen. In 2014 kreeg Van Dijk honderdduizend euro van het
Waddenfonds waarmee ze de hal kon aankleden. Ze legde een vloer, bouwde
paardenboxen en schafte een stap- en trainingsmolen aan. Ook kon ze
betere faciliteiten bouwen bij de toeristencamping op het erf. Maar het
zijn vooral buurtbewoners die langskomen. ‘Toeristen willen graag op het
strand paardrijden. Maar strand heb je hier niet. Daarvoor moet je echt
naar de eilanden.’
Voor de Noord-Hollandse marinestad Den Helder brengt het Waddenfonds
grote beloftes. De krimpgemeente worstelt met werkloosheid en
verloedering, maar miljoeneninvesteringen uit het Waddenfonds moeten de
stad weer bruisend maken, te beginnen bij de oude marinehaven
Willemsoord: die wordt omgetoverd tot ‘een voor toeristen aantrekkelijke
leisure-waddenhotspot’, compleet met kanovaarroutes en
verse-vismarkten. Het Waddenfonds subsidieert het plan met 4,7 miljoen
euro. Den Helder heeft de smaak te pakken. In 2016 en 2018 krijgt de
stad in totaal bijna 3,5 miljoen euro, onder meer om van het aan-wezige
oorlogserfgoed een toeristische trekpleister te maken. Zo worden
voormalige Duitse bunkers van de Atlantikwall gerestaureerd en komt er
een fiets- en wandelroute langs militair erfgoed.
Met ruim acht miljoen euro subsidie is Den Helder een van de grootste ontvangers van Waddenfondsgeld. De aanvragen werden gedaan door Zeestad CV/BV, een bedrijf dat de stedelijke vernieuwing in Den Helder ontwikkelt en uitvoert. ‘Op afstand’ van de gemeente, om ervoor te zorgen dat plannen niet langer verzanden in het door conflicten geplaagde gemeentebestuur. Ook hier vervult een provincie een dubbelrol. Zeestad is in handen van de gemeente en de provincie Noord-Holland. De provincie is hier dus naast toekenner ook ontvanger van het Waddenfondsgeld. Bovendien zit de Noord-Hollandse gedeputeerde Cees Loggen, die als bestuurslid van het Waddenfonds over subsidieaanvragen beslist, sinds 2019 zélf namens de provincie in de aandeelhoudersvergadering van Zeestad. Loggen weigerde met Investico in gesprek te gaan en heeft geen antwoord gegeven op de hierover gestelde schriftelijke vragen.
De Helderse wethouder Michiel Wouters, die stadsvernieuwing in zijn
portefeuille heeft, wil het ‘beeld van Zeestad als grote ontvanger
nuanceren’. Volgens hem heeft Zeestad ook subsidies aangevraagd voor
projecten waarbij de organisatie slechts zijdelings betrokken is.
‘Zeestad is nou eenmaal een vehicle met ervaring op het gebied van
subsidieaanvragen bij het Waddenfonds.’
Maar is het fonds wel bedoeld voor stadsvernieuwing? Volgens
wethouder Wouters is het logisch dat Zeestad voor dit soort projecten
geld krijgt uit het Waddenfonds. ‘De financiering van de gemeente staat
altijd onder druk. Als we elders geld kunnen aantrekken, willen we dat
graag. Het gaat hier niet om stadsvernieuwing; voor subsidie uit het
Waddenfonds kijken we altijd nadrukkelijk naar de historisch-nautische
waarde van Den Helder voor het Waddengebied.’ Als haven is Willemsoord
letterlijk de poort naar de wadden, is het idee.
In een tussentijdse evaluatie in 2016 – het fonds was toen halverwege – beoordeelde adviesbureau Royal Haskoning het project Willemsoord niettemin als ‘minder succesvol’. Het project was ‘niet-waddenspecifiek’ en ‘een grotere visie’ ontbrak. Van de 31 beoordeelde projecten kwamen er slechts zestien als geslaagd uit de bus. Onder de ‘minder succesvolle’ projecten vielen naast Willemsoord onder meer de restauratie van een orgel in het Friese Parrega (‘samenhang’ ontbreekt), indoor klimpark Waddenfun (‘willekeurige waddenachtige elementen zijn samengevoegd op een waddenplek’) en de industriewaterleiding voor Chemiecluster Delfzijl, waarvan het ‘ecologisch effect op het Waddengebied onduidelijk’ is. Voor ‘Zeegrasprojecten Fase I en Fase II’ (samen bijna vijf ton) bestaat zelfs het ‘risico op achteruitgang in plaats van vooruitgang’, oordeelde Royal Haskoning.
‘Het Waddengebied is ecologisch
redelijk uitgewoond’, verzucht bioloog en waddenspecialist Theunis
Piersma. De mosselbanken zijn deels teruggekeerd en met de kanoeten, die
ten tijde van de oprichting van het Waddenfonds snel achteruitgingen,
gaat het aardig. ‘Maar de zeegrasvelden, de haaien en roggen en gepen
van vroeger zijn nog steeds niet terug. En waar is al die kleine platvis
waar lepelaars het van moeten hebben? Bij hun terugkeer zouden er tien
tot misschien wel honderd keer zoveel lepelaars kunnen zijn. Het had er
veel beter uit kunnen zien.’ Als je het Waddengebied beter wilt maken,
moet je weten aan welke knoppen je moet draaien, zegt Piersma. En daar
zit precies het probleem: ‘Het Waddenfonds heeft enorme steken laten
vallen in het opbouwen van de noodzakelijke kennis.’ Zelf klopte hij de
afgelopen jaren herhaaldelijk bij het fonds aan voor financiering van
onderzoek, maar ving tot voor kort bot. ‘Het Waddenfonds heeft
voortdurend op de rem getrapt en zo een van zijn doelstellingen, het
bouwen aan een relevante kennisagenda, laten sloeren. Gaswinning levert
nu geld op. Maar wat de invloed ervan op het Waddengebied precies is,
weten we niet. Zolang we het niet weten, hoeft er ook niks te worden
gedaan.’ Het is vergelijkbaar met de stikstofproblematiek. ‘We duwen
ecologische problemen voortdurend weg, proberen wat te fixen, omdat het
op korte termijn economisch niet goed uitkomt.’
De belofte van het Waddenfonds is volgens Piersma volledig verzand in
kortetermijnwerk. ‘Ik woon in Gaast, aan het IJsselmeer. Hier in de
buurt is recent weer een dorpshuis opgeknapt met geld uit het
Waddenfonds. Heel leuk hoor, maar wat heeft dat met de wadden te maken?’
De bestuurders hebben volgens hem een provinciale blik, er mist
gezamenlijkheid. ‘Er is niets provincie-overstijgends aan het
Waddenfonds.’ Ook Lutz Jacobi, inmiddels directeur van de
Waddenvereniging, is nog steeds kritisch. Het eigenlijke doel raakte uit
zicht, hoewel een deel van het geld naar ecologische projecten ging,
zoals broedeilanden en vismigratierivieren. ‘Er werd tot nu toe niet
gekeken naar wat de Wadden als ecosysteem echt nodig hebben. Hierdoor
heeft het Waddengebied in het geheel niets gehad aan al deze kleine
projecten’, zegt ze. ‘Het was een grabbelton en dat is het nu nog.’ Het
begon al in 2006 bij de uitkoop van de kokkelvissers voor ruim 120
miljoen. ‘Ze hadden dat fonds in stand moeten laten’, zegt Meijer. ‘Het
Waddenfonds is geen saneringsfonds, en die kokkelvissers hadden gewoon
binnen de begroting van het departement van Landbouw gefinancierd moeten
worden’.
Het verbaast Maarten Allers,
hoogleraar economie van decentrale overheden aan de Rijksuniversiteit
Groningen, niets. Zo gaat dat wanneer lokale overheden een pot met geld
krijgen: geld zoekt projecten, in plaats van andersom. ‘Het fonds had
doelgericht te werk moeten gaan. Dus: wat is er nodig om de natuur te
versterken? Vervolgens: hoe ga je dit doen? Je moet niet ergens een
loket openen, want iedereen heeft wel zin in subsidie.’
De ideeën om de natuur te versterken, waren er wel. De commissie gaf
het Waddenfonds een reeks voorzetten: ontpolderen, de aankoop en
bescherming van bijzondere gebieden, natuurvriendelijk kustbeheer.
Meijer, teleurgesteld: ‘We wilden het Waddengebied groter, sterker en
robuuster maken. Dat is niet gebeurd.’
Van de oorspronkelijke achthonderd miljoen euro is inmiddels bijna
een half miljard verdwenen, zonder enig idee wat het effect is geweest.
Zelfs het bestuur kan niet zeggen wat het fonds voor het Waddengebied
heeft betekend. De projecten zijn nooit gemonitord of geëvalueerd,
ondanks herhaaldelijke oproepen van de interne kwaliteitscommissie.
Halverwege de looptijd van het fonds deed Royal Haskoning een poging,
maar een definitief oordeel bleek moeilijk. De hoofddoelen van het fonds
zijn nogal ‘open’ geformuleerd, schreef de adviesclub. Na jaren
aandringen zou de eerste evaluatie in 2021 worden gehouden, vijf jaar
voordat de pot op is.
En de ‘internationale vuurtoren voor kennis, activiteiten, onderzoek en ondernemerschap’? Het protest van natuur- en milieuorganisaties tegen het Werelderfgoedcentrum bleek te groot. De horecaondernemer trok zich terug, waarmee een streep is gezet door het hotel en de helft van de beloofde banen. De ‘banenmotor’ blijkt nog goed voor 33 werkplekken. In de nieuwe afgeslankte plannen moet het Werelderfgoedcentrum het vooral hebben van de zeehondencrèche. Vorig jaar trok de vernieuwde opvang 63.000 betalende bezoekers, dat zijn er veertigduizend minder dan in 2012. Volgens Marco Glastra, die in de pers kritische natuurverenigingen vertegenwoordigt, was de zeehondencrèche een slecht idee. ‘Zeehonden horen dicht bij de zee. En niet op een dak van dertig meter hoog. Ze krijgen bijna hoogtevrees.’
Ook Investico besteedt deze week aandacht aan dit onderzoek in hun podcast Speurwerk. Die aflevering is hier te beluisteren. Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door Fonds 1877
Het gaat prima met de zeehondenpopulatie in de Waddenzee
De zeehondenpopulatie in de Waddenzee verkeert in een florissante situatie, ondanks de containerramp in januari met de MSC Zoe.
Het ministerie van LNV liet onderzoekers van Wageningen Marine
Research nauwkeurig onderzoek doen. De kadavers van drie dode,
aangespoelde pups zijn binnenstebuiten gekeerd.
In het Nederlandse, Duitse en Deense Waddengebied is geen sprake van een teruggang van de gewone zeehond, zo blijkt. Ook stranden er niet meer dode pups dan normaal. Sterker nog: er lijkt nog altijd sprake te zijn van een groeiend aantal geboorten en opgroeiende pups. In 2018 ging het om 9500 jonge dieren, op een totaal van 25.000 getelde gewone zeehonden.
Grijze zeehond
Top nog niet bereikt
Op enig moment heeft de
zeehondenpopulatie in het Waddengebied zijn top bereikt. De onderzoekers
denken niet dat het al zover is. Ze denken wel dat de dieren verder
wegtrekken om te foerageren dan vijf jaar geleden, nu het druk wordt in
het water. Daar willen ze beter de vinger op leggen. Er volgt nader
onderzoek.
Drie dode pups zijn onderzocht op de Faculteit
Diergeneeskunde in Utrecht. De eerste werd op 2 juli gevonden in
Renesse. Hij ging dood door vermagering. De tweede strandde twee dagen
later in Sexbierum. Ook hier was vermagering de meest waarschijnlijke
doodsoorzaak. In beide magen werden geen voedselresten aangetroffen. Ook
was er geen sprake van infecties.
Het
derde dier werd op 6 juli gevonden op de Noordvaarder in Terschelling.
Deze pup was slachtoffer van een ongeluk; hij had een
schedelbasisfractuur en bloedingen in brein en ruggenmerg.
Enorm in de lift
Tussen
mei en augustus spoelden op de Nederlandse kust 234 dode zeehonden aan,
waaronder 141 pups. Dat is 7 procent van het aantal van 2000 geboortes
in het Nederlandse deel van de Waddenzee en beslist niet meer dan
normaal.
Minister Carola Schouten: ,,Hieruit kan geconcludeerd
worden dat er nu, halverwege het pupseizoen en op basis van het beeld
van de deskundigen, geen indicatie is dat er dit jaar meer dode pups
stranden dan voorgaande jaren.”
Het aantal gewone zeehonden in
het Waddengebied zit sinds veertig jaar enorm in de lift. In 1975 werden
er in de drie landen samen nog geen 4000 geteld. In 2004 stootten de
aantallen voor het eerst door de grens van 20.000. Voor 2018 staat de
teller op 25.000 zeehonden in Nederland, Duitsland en Denemarken.
Hoe moeten we in de toekomst naar Ameland reizen? Die vraag stond dinsdagavond centraal bij een informatiebijeenkomst over de bereikbaarheid van het Friese waddeneiland. Rijkswaterstaat, Provincie Fryslân en de gemeenten Noardeast-Fryslân en Ameland hebben gekeken naar de opties en komen nu met drie mogelijkheden: de bestaande verbinding behouden, een meer zuidelijke vaarroute naar Ferwert, of een tunnel onder de Waddenzee door.
Alle drie opties zijn ingrijpend, maar wel nodig, zegt Zjéf
Budé van Rijkswaterstaat. “Het zijn serieuze opties, maar ze zijn alle
drie heel ingrijpend. Neem nu de tunnel bijvoorbeeld. Waar de veerdam
begint in Holwerd, daar zou achter de dijk een tunnelmond kunnen komen.
De tunnel gaat dan onder het wad door. Bij Nes op Ameland komt de tunnel
dan weer boven. Dan zijn er vervolgens ook twee opties: een tunnel voor
auto’s of een trein die de twee plaatsen verbindt.”
Foto: Omrop Fryslân, Ronald van der Pol
Op dit moment ligt de vaarverbinding naar Ameland tussen Holwerd en
Nes. Maar ook een verschuiving naar het gebied van Holwerd naar boven
Ferwert zou een oplossing kunnen zijn. “Het bouwen van een nieuwe
veerdam in Ferwert is wel een enorm ingrijpende ingreep, los van dat er
geen weg naartoe gaat”, volgens Budé. “Plus het feit dat in Holwerd de
veerdam moet worden opgeruimd.”
Holwerd op termijn niet realistisch
Op de informatieavond in Dokkum waren de reacties volgens
Rijkswaterstaat positief. “Mensen beginnen te begrijpen dat vanuit
Holwerd varen op de lange termijn geen realistische optie is, tenzij je
heel intensief gaat baggeren of de veerdam verlengt.”
Hoe interessant de drie opties ook zijn, de komende jaren zal er nog
gewoon een veerboot van Holwerd naar Ameland varen. Budé: “Er wordt een
eerste raming gemaakt van wat het in totaal kost. Dan is het vervolgens
aan de minister om daar een besluit over te nemen. We gaan de komende
maanden verder concretiseren. In december of januari hopen we dat pakket
naar de minister te sturen. Als we met alle drie scenario’s doorgaan,
hebben we nog zeker drie jaar nodig om alles verder te onderzoeken.”