De aan de buitenzijde afgekeurde Lauwersmeerdijk wordt de komende jaren aangepakt. Waterschap Noorderzijlvest wil in samenwerking met Rijk en provincie de dijk op de schop nemen. Geraamde kosten: 97 miljoen euro. Geschreven door Martijn Folkers Verslaggever
‘Deze dijk is vijftig jaar geleden aangelegd. De dijk is getoetst en afgekeurd. Daarom willen we de dijk versterken’, zegt projectleider Ate Wijnstra van waterschap Noorderzijlvest.
Het
waterschap houdt het niet bij een dijkversterking an sich, maar probeert
er allerlei ontwikkelingen omheen te creëren om het Lauwersmeergebied
toekomstbestendig te maken.
Natuurlijke overgang van dijk naar zee
‘Wat
voor ons heel belangrijk is, is dat we grenzen aan werelderfgoed
Waddenzee’, vervolgt Wijnstra. ‘We willen een veel natuurlijker overgang
creëren van dijk naar zee. Verder ligt achter de dijk ruimte om de
vissen beter de dijk te laten passeren.’
Ook wordt er gewerkt aan
een tweede aanrijroute richting de haven. ‘Gemeente en ondernemers
hebben nadrukkelijk aangegeven dat ze een extra ontsluiting naar de
haven willen realiseren.’
Rijk betaalt leeuwendeel
Voor de
dijkversterking wordt 75 miljoen euro uitgetrokken. Daarvan betaalt het
Rijk via het Hoogwaterbeschermingsprogramma ruim 67,5 miljoen euro en
legt Noorderzijlvest zelf nog zo’n 7,5 miljoen op tafel.
Naast de
dijkversterking wordt er vijf miljoen uitgetrokken voor het creëren van
de natuurlijke overgang, veertien miljoen voor een zoet-zoutovergang en
vismigratie, twee miljoen voor kwelderuitbreiding en één miljoen voor de
tweede aanrijroute. Deze gelden worden op tafel gelegd door
respectievelijk het Waddenfonds, het Rijk, de provincie Groningen en de
gemeente Het Hogeland.
2024 opgeleverd
Wijnstra denkt dat
na de besluitvormingsprocedure de schop in 2023 de grond in gaat. Naar
verwachting is het hele project medio 2024 opgeleverd.
Hoe we buitenlandse toeristen gaan verleiden: ‘Amsterdam? Ga naar de Wadden!’
Waarom trekken miljoenen buitenlandse toeristen in ons land ‘blind’ naar het overbevolkte Amsterdam, Giethoorn en de Zaanse Schans? Alsof er geen Waddeneilanden bestaan. Nieuw beleid is gericht op spreiding en duurzaamheid. Op stap met reisjournalisten en influencers uit heel Europa die het ‘andere’ Holland moeten promoten.
De bus die de buitenlandse gasten naar de haven van Lauwersoog moet brengen, staat muurvast op de A4. Dit is geen Holland-promotie. Dat voelen de mensen die de ‘ontdekkingsreis’ organiseren – het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC) – zelf ook wel.
Eenmaal in de haven van Lauwersoog, waait er een strakke wind over de kade. Diep weggedoken in hun jassen stapt het gezelschap aan boord van de Happy Seal, de boot van schipper Anton Lergner. Beneden in de kajuit staan warme soep, broodjes en rozijnenbollen klaar. Een enkeling waagt zich al buiten, zoals de Franse influencer Cindy Mollaret: ,,Zeewind, heerlijk!’’
Nederland
heeft dan misschien geen Grand Canyon, Matterhorn of Mont Blanc, maar
prachtige natuur hebben we in overvloed, als je er maar oog voor hebt en
de onwetende toerist uit het buitenland erop wijst. Of beter nog:
ernaartoe leidt. Schipper Anton stuurt zijn boot de Waddenzee op.
,,Hoezo hebben wij geen overweldigende natuur’’, vraagt Anton. ,,Wat mij
betreft is de Waddenzee net zo mooi als de Grand Canyon. Het gebied
moet alleen nog ontdekt worden. Ik vaar ’s avonds wel eens naar een
drooggevallen zandplaat om daar de zonsondergang te beleven. Man, man,
zo prachtig!’’
In de verte staat de vuurtoren van
Schiermonnikoog, links zien we de contouren van Ameland. Aan beide
kanten van de boot valt het wad langzaam droog. Alle passagiers hebben
ondertussen een plek op het achterdek opgezocht. Er zijn geen zeehonden,
wel honderden vogels op zoek naar voedsel. Hans Gartner, vogelexpert en
boswachter van het Nationaal Park Lauwersmeer, vertelt het buitenlandse
gezelschap gepassioneerd over lepelaars, aalscholvers, scholeksters en
het visdiefje. En dat het gebied een belangrijke rol speelt in de
wereldwijde vogelmigratie.
Schoonheid
De leegte heeft haar eigen schoonheid. Zelfs als het miezert. Dan worden de geluiden gedempt, valt er een gordijn van honderden tinten grijs over het landschap en hult de streek zich in een melancholische sfeer. Maar dat is niet het soort natuur dat vanzelf een breed internationaal publiek trekt. De meeste buitenlandse toeristen kiezen voor populaire bestemmingen als Amsterdam, Giethoorn en de Zaanse Schans, terwijl er tal van mooie streken zijn die best meer bezoekers kunnen gebruiken. Denk aan Groningen of Zeeuws-Vlaanderen.
Een pittige uitdaging voor het NBTC, dat de taak heeft buitenlandse bezoekers naar Nederland te halen. Onmogelijk is het niet. Eindhoven heeft bewezen dat je als relatief onbekende bestemming zonder grote attracties toch toeristisch succes kan boeken. Het aantal hotelovernachtingen nam toe van 735.000 in 2015 tot meer dan 1 miljoen in 2019. Alleen Rotterdam en Amsterdam groeien harder. Het is niet precies bekend welk aandeel voor rekening komt van buitenlandse gasten, maar dat de interesse vanuit het buitenland toeneemt, staat volgens Erik van Gerwen van citymarketing organisatie Eindhoven365 wel vast.
Wat
zijn de grootste toeristentrekkers van Nederland? Bekijk de top 5 in de
afbeelding hieronder. Navigeer met de pijltjes links en rechts.
Groei
Toerisme kan op het platteland helpen om de leefbaarheid te behouden of te verbeteren
,,We zetten in op ons eigen DNA’’, aldus Van Gerwen. ,,Eindhoven is een stad van design en innovatie. Niet van oude geveltjes, tulpen en molens. Onze identiteit past heel goed bij individuele reizigers die een bestemming zelf willen ontdekken. Die gasten proberen we te verleiden.’’
De promotie van Nederland als toeristische bestemming was jaren gebaseerd op groei: meer bezoekers en overnachtingen. Voor de periode van 2020 tot 2030 heeft de gastvrijheidsindustrie een andere strategie gekozen: duurzaamheid en spreiding.
,,We willen toeristen niet langer alleen voor het geld naar Nederland halen’, zegt Conrad van Tiggelen, marketingmanager NBTC. ,,Toerisme doet meer: het kan op het platteland helpen om de leefbaarheid te behouden of te verbeteren.’’
De
promotiecampagne met de nationale parken, waaronder de Waddenzee, gaat
om het trekken van toeristen die op zoek zijn naar iets verrassends als
wadlopen of bevers spotten. Sluit ook beter aan bij natuurbehoud en
duurzaamheid. Van Tiggelen: ,,Buitenlanders willen allereerst de bekende
hoogtepunten zien, de iconen van Nederland. Als je nog nooit in Parijs
bent geweest, wil je naar de Eiffeltoren en het Louvre. Maar zulke
plekken verkopen zichzelf. Wij richten ons de komende jaren op het
andere moois van ons land.”
Maar hoe bijzonder is dat ‘andere’
Nederland? Cristina Candel, journalist van de Spaans krant El Mundo
hoeft er niet lang over na te denken: ,,Wij hebben gisteren met
zonsondergang een boottocht door de Biesbosch gemaakt. Die dieren zullen
weinig Spanjaarden trekken, wildlife in Spanje is spectaculairder, maar
het varen was wel heel bijzonder. De kreken, het lage licht, de stilte.
Net zo mooi en spannend als een boottocht door de jungle van Costa
Rica.”
De journalist is verschillende keren in Nederland geweest
en noemt zichzelf fan van ons land. ,,Maar niet van Amsterdam’’, zegt ze
lachend. ,,Veel te toeristisch. Juist buiten Amsterdam vind je die
sprankelende, open en relaxte sfeer die Nederland uniek maakt.”
De
boot legt aan in de haven van Lauwersoog en het gezelschap verplaatst
zich naar een dorp waarvan iedereen zich afvraagt hoe je de naam in
hemelsnaam uitspreekt: Paesens-Moddergat. Een schattig plaatsje dat,
aldus de buitenlandse bezoekers, op een levensgevaarlijke plek ligt:
onder zeeniveau! De Italiaanse delegatie vraagt zich hardop af hoe de
bewoners hier ’s nachts rustig kunnen slapen. Bij een voormalig kerkje
staat wadloopgids Harm Jan Wilbrink te wachten. Voor vertrek zoekt
iedereen passende wadloopschoenen uit en daarna volgen we het spoor van
Harm Jan. Stappen door de modder. Afhankelijk van de waterstand worden
we tot onze enkels of tot aan de heupen nat.
Onwennig maken de
journalisten en influencers hun eerste passen op de drooggevallen
zeebodem. Voor de meesten een onwerkelijke ervaring. De Italianen wordt
op het hart gedrukt zich geen zorgen te maken. De zee zal hen niet
wegspoelen.
De Belgen zijn direct enthousiast. ,,Heel bijzonder”,
vindt blogger Bart Melis. ,,Bij ons vind je zoiets niet, wij hebben ook
geen eilanden. En het is maar vier uurtjes rijden, hè.” Collega-blogger
Sylvie van Nieuwerburgh vult aan dat veel Belgen hun buurland al vrij
aardig kennen en daarom juist gevoelig zijn voor het ontdekken van
nieuwe plekken. ,,Iedereen in België kent plaatsen als Sluis, Maastricht
en Breda, maar de Waddenzee? Dat is echt nieuw.”
Gebakken scholekster
Ik kom hier los van het dagelijkse leven en voel me weer verbonden met de aarde
Tijdens de tocht scharrelen de journalisten en influencers zelf een deel van hun maaltijd bij elkaar: kokkels, mosselen, alikruiken, zeekraal. In een voormalig kerkje aan de dijk wordt de vangst schoongemaakt en bereid met andere producten uit de streek. Harm Jan: ,,Wij denken altijd dat we in Nederland geen eetcultuur hebben. Maar ik vind de regionale keuken hier juist super interessant. Ik heb laatst nog een oud recept gevonden: scholekster gebakken in zeehondenvet. Dat kun je tegenwoordig niet meer serveren.’’
Buiten op de dijk giert de wind. Het is gaan regenen. Schapen zoeken beschutting bij elkaar en het drooggevallen wad vult zich weer met water. De sporen van de groep worden langzaam uitgewist.
Nee, dit is geen Grand Canyon. Het is hier niet overdonderend of adembenemend. Pas als je met je voeten in de modder hebt gestaan, je gezicht gloeit van de zilte wind en je geniet van de maaltijd die je zelf bij elkaar hebt gezocht, dringt de echte schoonheid van de Wadden tot je door. De Franse influencer Cindy Mollaret is naar de dijk gewandeld. ,,Dit is bijna een spirituele ervaring”, zegt ze. ,,Het water, de polders, de wind, die oneindige verte. Ik kom hier los van het dagelijkse leven en voel me weer verbonden met de aarde. Zoiets overkomt me niet vaak.”
Het Waddenfonds moest de ideale uitruil worden: gas voor natuur. Inmiddels is bijna zeshonderd miljoen euro in het Waddengebied verjubeld zonder dat de natuur er beter van werd. Vooral slimme ondernemers en hobbyisten profiteerden van het fonds.
Nationaal Park Lauwersmeer
is een vogelparadijs. Tijdens de trek vliegen dagelijks tot
dertigduizend brandganzen over de voormalige zeebodem en in de wildernis
broeden ruim honderd vogelsoorten. Bovendien is het ’s nachts een van
de donkerste gebieden van Europa, en dat is bijzonder in het
helverlichte Nederland. Maar aan de rand van deze zeer zeldzame
duisternis, in het Groningse havendorpje Lauwersoog, komt het
Werelderfgoedcentrum Waddenzee. Een ‘internationale vuurtoren voor
kennis, activiteiten, onderzoek en ondernemerschap’.
Althans, dat is de droom van enkele invloedrijke lokale bestuurders
die liefkozend spreken over een ‘ecologisch visitekaartje’. Maar dan wel
een van dertig meter hoog, met in de top een opvangcentrum voor
zeehonden, beneden een hotel en een ‘beleefcentrum’. Kosten? Bijna
dertig miljoen euro. Dat bedrag lijkt geen enkel probleem, want alle
betrokkenen weten dat ze het Waddenfonds, een pot met honderden
miljoenen euro’s, binnen handbereik hebben.
Het Waddenfonds werd in 2006 opgericht om met achthonderd miljoen
euro de natuur in het Waddengebied te versterken. Het was een uniek
compromis tussen het bedrijfsleven en natuurbeschermingsorganisaties en
ogenschijnlijk zo gunstig dat het concept sindsdien wordt herhaald. Zo
moet het kabinet nu beslissen over een Noordzeeakkoord, waardoor met de
opbrengsten van gaswinning op de Noordzee onder meer de natuur kan
worden beschermd.
Wat is er met het Waddenfonds gebeurd? Investico maakte samen met Dagblad van het Noorden, de Leeuwarder Courant, De Groene Amsterdammer en EenVandaag
de balans op. Uit ons onderzoek blijkt dat het fonds een grabbelton is
geworden in handen van de provincies die het gebruikten om er zelf beter
van te worden en goede sier te maken. Ook slimme ondernemers en
hobbyisten wisten wel raad met de goedgevulde subsidiepot. Het
oorspronkelijke doel, bescherming van het Waddengebied, raakte steeds
verder uit zicht. ‘Het fonds heeft niet echt willen onderzoeken hoe het
met het wad gesteld is. Het gebied had er veel beter uit kunnen zien dan
nu’, concludeert waddenbioloog Theunis Piersma.
Vijftien jaar geleden werd aan de bel getrokken. ‘De ecologische
kwaliteit van de Waddenzee is in één generatie tijd dramatisch
verslechterd’, waarschuwde Roel Cazemier van de Raad voor de Wadden in
2005. In die periode schraapten kokkelvissers met hun kokkeloogst het
leven van de zeebodem. Steeds minder trekvogels waren op het wad te zien
en haaien en roggen waren al enige tijd verdwenen. En dat was
zorgelijk. Het Waddengebied is niet alleen een van de mooiste
natuurgebieden van Nederland, maar ook van essentieel belang voor het
hele Arctisch gebied. Zo zijn trekvogels die van Afrika naar Groenland
vliegen van het wad afhankelijk voor voedsel. Tot overmaat van ramp
wilde de nam in het aardgasrijke gebied
boren. Dat zou desastreus zijn voor de Wadden, waarschuwde de
Waddenvereniging. Vervuiling, bodemdaling en ongelukken zouden
verstrekkende gevolgen hebben voor dit unieke natuurgebied.
De protesten laaiden op. Elke poging tot een besluit over het gebied
verzandde in een zwaar gepolariseerde discussie en de onderhandelingen
over het gebied kwamen in een impasse. Oud-staatssecretaris Wim Meijer
kreeg als voorzitter van de Adviesgroep Waddenzeebeleid, van het kabinet
de lastige taak om met een oplossing komen.
Dat leverde een volbloed Nederlands-bestuurlijke oplossing: onder
strikte voorwaarden zou naar gas geboord mogen worden, maar ter
compensatie kreeg het Waddengebied een ‘omvangrijk investeringsplan’ à
achthonderd miljoen euro. Een onafhankelijke monitoringscommissie moest
toezien op de voortgang, economische activiteiten in het gebied moesten
vooraf strikte grenswaarden opgelegd krijgen. In 2026, als de
achthonderd miljoen euro zou zijn uitgegeven, moesten de projecten ‘op
een zichtbare manier het Waddengebied vooruit hebben geholpen’, schreef vrom-minister
Sybilla Dekker aan de Kamer. Een ‘historisch’ besluit, noemde Roel
Cazemier van de Raad voor de Wadden de oprichting van het fonds in 2005.
‘De tijd van discussiëren is voorbij. Er moet nu worden gehandeld.’
Maar op de valreep greep de Tweede Kamer in, een draai die
waddenbioloog Theunis Piersma achteraf bestempelt als ‘kaping van het
fonds’. Fries en cda-Kamerlid Joop Atsma
vond dat ook de economie moest profiteren van de pot geld. Hij kreeg
voldoende steun voor een motie waarmee het fonds gelijk verdeeld zou
worden tussen natuur en economie, een scheiding die de commissie-Meijer
nadrukkelijk niet had gemaakt. ‘Het moest juist een integrale aanpak
zijn’, legt de oud-voorzitter uit. Hij kijkt inmiddels met gemengde
gevoelens op het Waddenfonds terug. ‘In het Waddengebied hangt alles
samen’, vertelt Meijer in zijn woning op de bosrijke Veluwe. ‘Zoals het
verblijf van trekvogels samenhangt met de visstand, die weer samenhangt
met de mossels.’ De natuur moest voorop staan, zegt hij. Een centrale
aanpak in het gebied – bestuurd door drie provincies, tientallen
gemeenten en beheerd door dertien natuurorganisaties – was essentieel.
‘De politiek moest verantwoordelijkheid nemen.’ Niet naar één aspect
kijken, maar het geheel in ogenschouw nemen.
‘De motie was nog schadelijker dan je denkt’, evalueert Piersma. ‘Het
betekende niet alleen dat er de helft minder aan geld voor ecologie
was. Het betekende ook dat het geld voor ecologie slechter werd besteed.
Het economisch kortetermijndenken raakte ook daar dominant. In plaats
van een integrale aanpak voor de natuur, werd geïnvesteerd in een reeks
kortademige herstelprojecten.’ Voordat het fonds goed en wel van start
kan gaan, besluit de minister met ruim 120 miljoen euro de kokkelvissers
uit te kopen. Dan is er nog bijna zevenhonderd miljoen euro over.
De eerste barsten worden zichtbaar tijdens de eerste subsidieronde. Experts die betrokken waren bij het advies van Meijer vertellen dat ze met verbazing keken naar wat er met ‘hun’ fonds gebeurde. ‘Ik viel van mijn stoel’, zegt emeritus hoogleraar Han Lindeboom. Als marine ecoloog voorzag hij Meijer van advies. ‘Ze verhoogden de bruggetjes in Friesland zodat boten met een hogere mast daar ook onderdoor konden varen.’ Nu konden ook boten de Elfstedenroute varen. Kosten: ruim elf miljoen euro.
Het blijkt een voorbode voor de daaropvolgende jaren. Tussen 2006 en 2011 krijgen 54 projecten in totaal zo’n 110 miljoen euro subsidie. Slechts een klein deel hiervan komt ‘direct ten goede aan de natuur’, oordeelt de Rekenkamer in 2013. Het Friese PvdA-Kamerlid Lutz Jacobi, zeer begaan met het Waddengebied, wordt boos. ‘Het kabinet snoept van alle kanten uit dit fonds, terwijl het is ingesteld voor het compenseren van schade en ongemak van de grootschalige visserij en de gaswinning in het Waddengebied’, schrijft ze in februari 2011. ‘Het Waddenfonds mag geen grabbelton zijn!’ Jacobi vraagt een spoeddebat aan en pleit voor harde criteria voor de toekenning van geld.
Maar dan trekken de provincies het fonds naar zich toe. Niet langer
het rijk, maar drie gedeputeerden uit Noord-Holland, Groningen en
Friesland besluiten voortaan over de half miljard euro die dan nog te
verdelen is. Bij deze overdracht haalt het kabinet meteen 75 miljoen
euro uit de pot als bezuiniging. Jacobi is er niet gerust op. Ze zorgt
voor een commissie met externe deskundigen die ervoor moet zorgen dat
het fonds werkt aan het oorspronkelijke doel: ‘De verbetering van de
kwaliteit van het Waddengebied.’
‘In het Waddengebied hangt alles samen. Zoals het
verblijf van trekvogels samenhangt met de visstand, die weer samenhangt
met de mossels’
Directeur van Zeehondencrèche Pieterburen Niek Kuizenga heeft in 2013
een nieuwe zakelijke koers voor ogen. Hij ligt al een tijdje op
ramkoers met zeehondenmoeder Lenie ’t Hart, die in 1971 de opvang
oprichtte. Simpel gezegd is het haar ‘activisme’ tegen zijn ‘praktisch
realisme’. Een strijd die zij verliest. ‘Het impulsief activisme van een
charmant en uitgesproken dierenredster is als businessmodel
uitgewerkt’, schrijft Kuizenga in een open brief aan de raad van
toezicht. De entreegelden worden fors verhoogd, meer geld gaat naar
voorlichting in plaats van zorg voor de dieren, ‘de zakelijke markt
wordt met nieuwe arrangementen’ aangetrokken. Samen met
vastgoedondernemer Arie Heuvelman maakt Kuizenga een plan voor een nieuw
centrum in het dorp Lauwersoog met een zakelijk elan. Zeehondencrèche
Pieterburen moet zijn intrek nemen op de bovenste verdieping, en
Heuvelman begint beneden een hotel.
Het duurt niet lang of ook de provincie Groningen is aan boord, samen
met Staatsbosbeheer en Exploitatiemaatschappij Haven Lauwersoog. De
provincie laat in 2016 voor 175.580 euro een haalbaarheidsonderzoek
uitvoeren. Het levert veertig glanzende pagina’s op zonder cijfers,
analyses en risico’s, maar met veel foto’s, ‘expedities’ en
promotieteksten als het Werelderfgoedcentrum ‘als kans voor de
Waddenzee’. Volgens een later projectplan moet het centrum jaarlijks
tussen de 150.000 en 250.000 bezoekers trekken en wordt het een
banenmotor voor de regio. Het mag dan ook wat kosten: dertig miljoen
euro. Gedeputeerde Henk Staghouwer erkent in Dagblad van het Noorden
dat het een fors bedrag is. ‘Omdat we er specialisten bij halen die hun
sporen hebben verdiend in het opzetten van publiekstrekkers waar
ecologie, duurzaamheid en spannende architectuur de boventoon voeren.’
Maar die specialisten hebben een ontwerp gemaakt van een dertig meter hoog paviljoen aan de rand van het wad. Natuur- en milieuorganisaties maken zich zorgen. ‘De kernwaarden van het Waddengebied zijn vooral stilte, ruimte en duisternis’, zegt Arjen Kok van Natuurmonumenten in de pers. ‘Die zijn in dit deel van het wad nog aanwezig en dan zou het eigenlijk niet goed zijn dat in dit gebied zo’n hoog gebouw komt.’ Desondanks investeert de provincie vijf miljoen euro, Zeehondencentrum Pieterburen heeft toegezegd drie miljoen euro bij te dragen en ondernemer Heuvelman steekt tien miljoen in het horeca- en hotelgedeelte. Met een miljoen vanuit de gemeente een totaal van negentien miljoen euro. Er is nog een gapend gat in de begroting van ruim negen miljoen. Verantwoordelijk gedeputeerde Staghouwer laat in de pers weten ‘goede hoop’ te hebben dat het Waddenfonds kan inspringen.
Op 16 maart 2018 vergadert
het algemeen bestuur in de luxe groepsaccommodatie De Wierschuur bij
het Noord-Hollandse Hippolytushoef, een voor tweehonderdduizend euro
gerenoveerde schuur met dank aan het Waddenfonds. Voor hen ligt de 9,6
miljoen euro voor het Groningse project. Maar het bestuurt twijfelt. De
informatievoorziening is ‘summier’, staat in de notulen van de
vergadering. Er is geen projectvoorstel en een begroting ontbreekt.
Gedeputeerde Staghouwer belooft, nu als voorzitter van het
Waddenfonds, de benodigde informatie achteraf op te sturen en stelt voor
dat het bestuur instemt met 9,6 miljoen euro subsidie voor het
Werelderfgoedcentrum Waddenzee. Het bestuur gaat akkoord. ‘Voor het
Waddenfonds is het uitdragen van de Unesco-status van de Waddenzee een
zeer belangrijk speerpunt’, meldt Staghouwer een maand later in een
persbericht, ook weer als voorzitter van het Waddenfonds.
Het is een dubbelrol die in het noorden nauwelijks wenkbrauwen doet
fronsen, maar waar meermaals voor gewaarschuwd is. Vlak voordat de
provincies het geld in handen kregen waarschuwde de Algemene Rekenkamer
in 2012 voor het risico op ‘bestuurlijke beïnvloeding’. De
toezichthouder adviseert de provincies eventueel maatregelen te nemen.
‘Het is van belang in de toekomst (de schijn van) belangenverstrengeling
nauwkeurig in de gaten te houden.’ De jaren erna adviseert de interne
kwaliteitscommissie herhaaldelijk om de provincies expliciet uit te
sluiten van subsidieaanvragen. En ook in 2018 schrijven de regionale
rekenkamers dat de ‘onafhankelijkheid verder onder druk komt te staan’.
Het bestuur slaat de adviezen in de wind. In het Waddenfonds worden de
gezamenlijke belangen van de provincies behartigd, stelt het. ‘Alleen al
hierom kan er van belangenverstrengeling geen sprake zijn.’
Sterker nog, vanaf 2016 vragen de provincies steeds vaker geld aan
bij hun eigen fonds. Het bestuur besluit namelijk met twee derde van het
overgebleven budget, 180 miljoen euro, vooral grotere projecten te
financieren. Deze projecten worden vaak door de provincies zelf
uitgevoerd, zoals het Werelderfgoedcentrum. Met het nieuwe plan komt het
fonds tegemoet aan de jarenlange kritiek dat een langetermijnvisie
ontbreekt, maar is het risico op belangenverstrengeling urgenter
geworden. Het fonds heeft geen maatregelen genomen en is dat ook niet
van plan.
Voor vvd-Statenlid Nico Bakker is het
een reden om uit het bestuur te stappen. ‘Alles werd maar gehonoreerd.
Zonder dat er een echt doel voor ogen was’, blikt hij terug. De dubbele
petten gaven hem een ongemakkelijk gevoel. ‘De slager keurt zo zijn
eigen vlees. Dat wil je toch niet als gedeputeerde? Je komt in een
onmogelijke positie.’
Staghouwer vindt nog steeds dat hij deze rollen altijd goed heeft
kunnen scheiden. ‘We gaan uit van het Waddengebied als één, ongedeeld
geheel. Ik zit er niet voor Groningen. Ik heb wel een Groninger pet op,
maar ik ben er voor het hele Waddengebied’, zegt hij in een reactie.
Bovendien krijgt hij voor alle projecten ‘altijd het advies van de
directeur en een ambtelijk advies’.
De betwiste onafhankelijkheid
van het bestuur is niet het enige probleem dat steeds opduikt. In de
adviezen van de eigen kwaliteitscommissie, de rekenkamers en externe
adviseurs keert steeds hetzelfde refrein terug: ontwikkel een visie,
sluit aan bij de Waddenfondsdoelen, monitor de effecten van wat je doet,
zorg voor samenhang in plaats van versnippering. Of, zoals Jacobi zegt:
laat het Waddenfonds geen grabbelton zijn.
Toch is dat precies wat er is gebeurd, blijkt uit een overzicht dat
Investico maakte van alle toegekende subsidies tussen 2012 en 2018. Het
is een ratjetoe van projecten, van de bouw van een nieuw dorpshuis in
Bierum tot de aanleg van een zonnepanelenveld op Ameland. Een ton
subsidie voor bezinningstoerisme met een ‘sacrale duisternis- en
stiltebeleving’ in het Friese Schettens. Een ton voor de foodtruck met
streekproducten van een enthousiaste vader en zoon. Een ton voor een
blacklightgolfbaan op Terschelling. De Stichting Heidense Kapel krijgt
veertigduizend euro om een pelgrimsroute te ontwikkelen en een kapel te
herbouwen, Texelse ondernemers krijgen 89.000 euro voor ‘Texelpoints’,
een digitaal spaarpuntensysteem waarmee ze willen concurreren met
‘goedkope zonbestemmingen als Griekenland en Turkije’.
Op de Afsluitdijk wordt met anderhalf miljoen euro uit het fonds het
Vlietermonument gerestaureerd, en de provincie Groningen kreeg bijna een
miljoen euro voor de aanleg van fiets- en wandelpaden in het
Lauwersmeergebied. En dan is er nog de Rechte Weg, het kunstprojectplan
van zes kilometer wandelpad dat, als eerste weg ter wereld, niet de
bolling van de aarde volgt, ‘als een plank op een voetbal’ waarbij je
aan de uiteinden een kleine meter naar beneden springt. De kunstenaar
kreeg ruim vierhonderdduizend euro subsidie toegewezen uit het
Waddenfonds.
‘Het fonds had doelgericht te werk moeten gaan.
Dus: wat is er nodig om de natuur te versterken? Je moet niet ergens een
loket openen, want iedereen heeft wel zin in subsidie’
Het geld is doorgaans welkom in het gebied dat kampt met vergrijzing
en leegloop. Zo houdt Gerda van Dijk in het Friese Ee 42 paarden op haar
Sandy Road Ranch. Vroeger had elk dorp nog een café, vertelt ze vanuit
de huiskamerkantine naast de rijbak waar vier grote leunstoelen rond een
houtkachel staan. ‘Nu kunnen mensen voor koffie en een praatje hier
terecht.’ In een hoek staat een minibibliotheek en langs de wanden staan
bordspelletjes. Buurtbewoners lopen in en uit. Ze organiseert bingo- en
klaverjasmiddagen. In 2014 kreeg Van Dijk honderdduizend euro van het
Waddenfonds waarmee ze de hal kon aankleden. Ze legde een vloer, bouwde
paardenboxen en schafte een stap- en trainingsmolen aan. Ook kon ze
betere faciliteiten bouwen bij de toeristencamping op het erf. Maar het
zijn vooral buurtbewoners die langskomen. ‘Toeristen willen graag op het
strand paardrijden. Maar strand heb je hier niet. Daarvoor moet je echt
naar de eilanden.’
Voor de Noord-Hollandse marinestad Den Helder brengt het Waddenfonds
grote beloftes. De krimpgemeente worstelt met werkloosheid en
verloedering, maar miljoeneninvesteringen uit het Waddenfonds moeten de
stad weer bruisend maken, te beginnen bij de oude marinehaven
Willemsoord: die wordt omgetoverd tot ‘een voor toeristen aantrekkelijke
leisure-waddenhotspot’, compleet met kanovaarroutes en
verse-vismarkten. Het Waddenfonds subsidieert het plan met 4,7 miljoen
euro. Den Helder heeft de smaak te pakken. In 2016 en 2018 krijgt de
stad in totaal bijna 3,5 miljoen euro, onder meer om van het aan-wezige
oorlogserfgoed een toeristische trekpleister te maken. Zo worden
voormalige Duitse bunkers van de Atlantikwall gerestaureerd en komt er
een fiets- en wandelroute langs militair erfgoed.
Met ruim acht miljoen euro subsidie is Den Helder een van de grootste ontvangers van Waddenfondsgeld. De aanvragen werden gedaan door Zeestad CV/BV, een bedrijf dat de stedelijke vernieuwing in Den Helder ontwikkelt en uitvoert. ‘Op afstand’ van de gemeente, om ervoor te zorgen dat plannen niet langer verzanden in het door conflicten geplaagde gemeentebestuur. Ook hier vervult een provincie een dubbelrol. Zeestad is in handen van de gemeente en de provincie Noord-Holland. De provincie is hier dus naast toekenner ook ontvanger van het Waddenfondsgeld. Bovendien zit de Noord-Hollandse gedeputeerde Cees Loggen, die als bestuurslid van het Waddenfonds over subsidieaanvragen beslist, sinds 2019 zélf namens de provincie in de aandeelhoudersvergadering van Zeestad. Loggen weigerde met Investico in gesprek te gaan en heeft geen antwoord gegeven op de hierover gestelde schriftelijke vragen.
De Helderse wethouder Michiel Wouters, die stadsvernieuwing in zijn
portefeuille heeft, wil het ‘beeld van Zeestad als grote ontvanger
nuanceren’. Volgens hem heeft Zeestad ook subsidies aangevraagd voor
projecten waarbij de organisatie slechts zijdelings betrokken is.
‘Zeestad is nou eenmaal een vehicle met ervaring op het gebied van
subsidieaanvragen bij het Waddenfonds.’
Maar is het fonds wel bedoeld voor stadsvernieuwing? Volgens
wethouder Wouters is het logisch dat Zeestad voor dit soort projecten
geld krijgt uit het Waddenfonds. ‘De financiering van de gemeente staat
altijd onder druk. Als we elders geld kunnen aantrekken, willen we dat
graag. Het gaat hier niet om stadsvernieuwing; voor subsidie uit het
Waddenfonds kijken we altijd nadrukkelijk naar de historisch-nautische
waarde van Den Helder voor het Waddengebied.’ Als haven is Willemsoord
letterlijk de poort naar de wadden, is het idee.
In een tussentijdse evaluatie in 2016 – het fonds was toen halverwege – beoordeelde adviesbureau Royal Haskoning het project Willemsoord niettemin als ‘minder succesvol’. Het project was ‘niet-waddenspecifiek’ en ‘een grotere visie’ ontbrak. Van de 31 beoordeelde projecten kwamen er slechts zestien als geslaagd uit de bus. Onder de ‘minder succesvolle’ projecten vielen naast Willemsoord onder meer de restauratie van een orgel in het Friese Parrega (‘samenhang’ ontbreekt), indoor klimpark Waddenfun (‘willekeurige waddenachtige elementen zijn samengevoegd op een waddenplek’) en de industriewaterleiding voor Chemiecluster Delfzijl, waarvan het ‘ecologisch effect op het Waddengebied onduidelijk’ is. Voor ‘Zeegrasprojecten Fase I en Fase II’ (samen bijna vijf ton) bestaat zelfs het ‘risico op achteruitgang in plaats van vooruitgang’, oordeelde Royal Haskoning.
‘Het Waddengebied is ecologisch
redelijk uitgewoond’, verzucht bioloog en waddenspecialist Theunis
Piersma. De mosselbanken zijn deels teruggekeerd en met de kanoeten, die
ten tijde van de oprichting van het Waddenfonds snel achteruitgingen,
gaat het aardig. ‘Maar de zeegrasvelden, de haaien en roggen en gepen
van vroeger zijn nog steeds niet terug. En waar is al die kleine platvis
waar lepelaars het van moeten hebben? Bij hun terugkeer zouden er tien
tot misschien wel honderd keer zoveel lepelaars kunnen zijn. Het had er
veel beter uit kunnen zien.’ Als je het Waddengebied beter wilt maken,
moet je weten aan welke knoppen je moet draaien, zegt Piersma. En daar
zit precies het probleem: ‘Het Waddenfonds heeft enorme steken laten
vallen in het opbouwen van de noodzakelijke kennis.’ Zelf klopte hij de
afgelopen jaren herhaaldelijk bij het fonds aan voor financiering van
onderzoek, maar ving tot voor kort bot. ‘Het Waddenfonds heeft
voortdurend op de rem getrapt en zo een van zijn doelstellingen, het
bouwen aan een relevante kennisagenda, laten sloeren. Gaswinning levert
nu geld op. Maar wat de invloed ervan op het Waddengebied precies is,
weten we niet. Zolang we het niet weten, hoeft er ook niks te worden
gedaan.’ Het is vergelijkbaar met de stikstofproblematiek. ‘We duwen
ecologische problemen voortdurend weg, proberen wat te fixen, omdat het
op korte termijn economisch niet goed uitkomt.’
De belofte van het Waddenfonds is volgens Piersma volledig verzand in
kortetermijnwerk. ‘Ik woon in Gaast, aan het IJsselmeer. Hier in de
buurt is recent weer een dorpshuis opgeknapt met geld uit het
Waddenfonds. Heel leuk hoor, maar wat heeft dat met de wadden te maken?’
De bestuurders hebben volgens hem een provinciale blik, er mist
gezamenlijkheid. ‘Er is niets provincie-overstijgends aan het
Waddenfonds.’ Ook Lutz Jacobi, inmiddels directeur van de
Waddenvereniging, is nog steeds kritisch. Het eigenlijke doel raakte uit
zicht, hoewel een deel van het geld naar ecologische projecten ging,
zoals broedeilanden en vismigratierivieren. ‘Er werd tot nu toe niet
gekeken naar wat de Wadden als ecosysteem echt nodig hebben. Hierdoor
heeft het Waddengebied in het geheel niets gehad aan al deze kleine
projecten’, zegt ze. ‘Het was een grabbelton en dat is het nu nog.’ Het
begon al in 2006 bij de uitkoop van de kokkelvissers voor ruim 120
miljoen. ‘Ze hadden dat fonds in stand moeten laten’, zegt Meijer. ‘Het
Waddenfonds is geen saneringsfonds, en die kokkelvissers hadden gewoon
binnen de begroting van het departement van Landbouw gefinancierd moeten
worden’.
Het verbaast Maarten Allers,
hoogleraar economie van decentrale overheden aan de Rijksuniversiteit
Groningen, niets. Zo gaat dat wanneer lokale overheden een pot met geld
krijgen: geld zoekt projecten, in plaats van andersom. ‘Het fonds had
doelgericht te werk moeten gaan. Dus: wat is er nodig om de natuur te
versterken? Vervolgens: hoe ga je dit doen? Je moet niet ergens een
loket openen, want iedereen heeft wel zin in subsidie.’
De ideeën om de natuur te versterken, waren er wel. De commissie gaf
het Waddenfonds een reeks voorzetten: ontpolderen, de aankoop en
bescherming van bijzondere gebieden, natuurvriendelijk kustbeheer.
Meijer, teleurgesteld: ‘We wilden het Waddengebied groter, sterker en
robuuster maken. Dat is niet gebeurd.’
Van de oorspronkelijke achthonderd miljoen euro is inmiddels bijna
een half miljard verdwenen, zonder enig idee wat het effect is geweest.
Zelfs het bestuur kan niet zeggen wat het fonds voor het Waddengebied
heeft betekend. De projecten zijn nooit gemonitord of geëvalueerd,
ondanks herhaaldelijke oproepen van de interne kwaliteitscommissie.
Halverwege de looptijd van het fonds deed Royal Haskoning een poging,
maar een definitief oordeel bleek moeilijk. De hoofddoelen van het fonds
zijn nogal ‘open’ geformuleerd, schreef de adviesclub. Na jaren
aandringen zou de eerste evaluatie in 2021 worden gehouden, vijf jaar
voordat de pot op is.
En de ‘internationale vuurtoren voor kennis, activiteiten, onderzoek en ondernemerschap’? Het protest van natuur- en milieuorganisaties tegen het Werelderfgoedcentrum bleek te groot. De horecaondernemer trok zich terug, waarmee een streep is gezet door het hotel en de helft van de beloofde banen. De ‘banenmotor’ blijkt nog goed voor 33 werkplekken. In de nieuwe afgeslankte plannen moet het Werelderfgoedcentrum het vooral hebben van de zeehondencrèche. Vorig jaar trok de vernieuwde opvang 63.000 betalende bezoekers, dat zijn er veertigduizend minder dan in 2012. Volgens Marco Glastra, die in de pers kritische natuurverenigingen vertegenwoordigt, was de zeehondencrèche een slecht idee. ‘Zeehonden horen dicht bij de zee. En niet op een dak van dertig meter hoog. Ze krijgen bijna hoogtevrees.’
Ook Investico besteedt deze week aandacht aan dit onderzoek in hun podcast Speurwerk. Die aflevering is hier te beluisteren. Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door Fonds 1877
Het gaat prima met de zeehondenpopulatie in de Waddenzee
De zeehondenpopulatie in de Waddenzee verkeert in een florissante situatie, ondanks de containerramp in januari met de MSC Zoe.
Het ministerie van LNV liet onderzoekers van Wageningen Marine
Research nauwkeurig onderzoek doen. De kadavers van drie dode,
aangespoelde pups zijn binnenstebuiten gekeerd.
In het Nederlandse, Duitse en Deense Waddengebied is geen sprake van een teruggang van de gewone zeehond, zo blijkt. Ook stranden er niet meer dode pups dan normaal. Sterker nog: er lijkt nog altijd sprake te zijn van een groeiend aantal geboorten en opgroeiende pups. In 2018 ging het om 9500 jonge dieren, op een totaal van 25.000 getelde gewone zeehonden.
Top nog niet bereikt
Op enig moment heeft de
zeehondenpopulatie in het Waddengebied zijn top bereikt. De onderzoekers
denken niet dat het al zover is. Ze denken wel dat de dieren verder
wegtrekken om te foerageren dan vijf jaar geleden, nu het druk wordt in
het water. Daar willen ze beter de vinger op leggen. Er volgt nader
onderzoek.
Drie dode pups zijn onderzocht op de Faculteit
Diergeneeskunde in Utrecht. De eerste werd op 2 juli gevonden in
Renesse. Hij ging dood door vermagering. De tweede strandde twee dagen
later in Sexbierum. Ook hier was vermagering de meest waarschijnlijke
doodsoorzaak. In beide magen werden geen voedselresten aangetroffen. Ook
was er geen sprake van infecties.
Het
derde dier werd op 6 juli gevonden op de Noordvaarder in Terschelling.
Deze pup was slachtoffer van een ongeluk; hij had een
schedelbasisfractuur en bloedingen in brein en ruggenmerg.
Enorm in de lift
Tussen
mei en augustus spoelden op de Nederlandse kust 234 dode zeehonden aan,
waaronder 141 pups. Dat is 7 procent van het aantal van 2000 geboortes
in het Nederlandse deel van de Waddenzee en beslist niet meer dan
normaal.
Minister Carola Schouten: ,,Hieruit kan geconcludeerd
worden dat er nu, halverwege het pupseizoen en op basis van het beeld
van de deskundigen, geen indicatie is dat er dit jaar meer dode pups
stranden dan voorgaande jaren.”
Het aantal gewone zeehonden in
het Waddengebied zit sinds veertig jaar enorm in de lift. In 1975 werden
er in de drie landen samen nog geen 4000 geteld. In 2004 stootten de
aantallen voor het eerst door de grens van 20.000. Voor 2018 staat de
teller op 25.000 zeehonden in Nederland, Duitsland en Denemarken.
Onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen zijn erin geslaagd
zeegras te planten bij het waddeneiland Griend. Dat werd al jaren
geprobeerd, maar nu is het op kleine schaal succesvol. Deze
wetenschappelijke doorbraak is belangrijk om zeegras terug in het
Nederlandse Waddengebied te krijgen.
Het zeegras is uit de Wadden verdwenen na de aanleg van de
Afsluitdijk. Het is echter belangrijk voor de biodiversiteit. Daarnaast
kan het eilandjes als Griend beschermen tegen afslag.
De onderzoekers willen volgend jaar een vlak van een hectare groot
inzaaien met zeegraszaad uit het Duitse Wad. Maar om de proef nog verder
uit te breiden is zoveel zaad nodig dat er nu wordt gewerkt aan de
opzet van een zeegraskwekerij in Groningen.
Die grotere schaal is nodig omdat groot zeegras dat zo nu en dan
boven water komt, na een jaar dood gaat. Het zaad dat daar uit komt moet
dan weer voor een nieuwe generatie zorgen. Dat maakt het wel wat
kwetsbaarder voor bijvoorbeeld een hete zomer of koude winter.
Mede daarom wordt er ook gekeken naar klein zeegras. Dat blijft gewoon in leven. Voor het kleine gras geldt wel dat het zaad veel lastiger te vinden is in het wild en moeilijker te planten is. Dit jaar is er wel klein zeegras bij Griend gezaaid en ook dat doet het goed. Bron: Omroep Friesland
LAUWERSOOG – Waddengedeputeerde Henk Staghouwer heeft zojuist het eerste exemplaar in ontvangst genomen van een speciaal magazine over vaarrecreatie op de Waddenzee. Het magazine ligt deze zomer bij tal van jachthavens in het Waddengebied.
In het boekwerkje blikken overheden, watersportorganisaties en natuurverenigingen terug op tien jaar samenwerking. Ook worden enkele thema’s van de toekomst aangestipt, zoals de bereikbaarheid van jachthavens en het doorzetten van de Erecode voor Wadliefhebbers.
Robbert van der Eijk bood het magazine aan namens het Verbond Vaarrecreatie Wadden (Wadvaarders, Toerzeilers, Toeristische Kanobond Nederland, het Watersportverbond, de ANWB, Vereniging Beroepschartervaart BBZ en de Stichting Jachthavens Waddeneilanden). De overhandiging is onderdeel van de fietsroute om het 10-jarig jubileum van de Werelderfgoedstatus van de Waddenzee te vieren.
Vaarrecreatie én natuur
Van der Eijk is al jarenlang betrokken bij de watersport op het Wad. “Het is nu bijna niet meer voor te stellen, maar ruim tien jaar geleden konden vaarrecreatie, overheid en natuurorganisaties weinig begrip voor elkaar opbrengen. Vaarrecreatie zou te verstorend zijn voor de natuur. Er gold toen bijvoorbeeld nog een qoutum op het aantal ligplaatsen, maar die tijd is voorbij. Vandaar ook de titel van het boekje. Van protest naar samenwerking.”
Het Actieplan Vaarrecreatie Waddenzee is begin dit jaar, conform afspraken, afgerond. De meer dan dertig partijen concluderen dat het belangrijkste doel is behaald: watersportverenigingen, beheerders, natuurorganisaties en vrijwilligers weten elkaar moeiteloos te vinden in het belang van de Waddenzee.
Resultaten
In het magazine wordt teruggeblikt op de belangrijkste successen. De Erecode is geactualiseerd. Rondom de Razende Bol is de overlast verminderd door een communicatietraject van voorlichting en een lesprogramma op ruim veertig scholen. Er zijn honderden mensen op cursus geweest voor gastheer/-vrouw van Werelderfgoed Waddenzee. Dynamisch zoneren (dicht wanneer vogels en zeehonden rust nodig hebben, open wanneer het kan) wordt op meerdere plekken ingezet. De bereikbaarheid van (jacht)havens is geagendeerd. Ook is er een groot monitoringsconsortium opgericht om alle vaarbewegingen op het Wad in beeld te krijgen. En elk jaar is er campagne gevoerd om de bekendheid met de Erecode te laten groeien.
Toekomst geborgd
Het actieplan is nu klaar, maar de bedoeling er achter blijft. Het is nu aan de betrokkenen samen het gedachtegoed en de aanpak levend te houden. Dit gebeurde al in de Beheerraad Waddengebied en die constructie blijft gewoon doorgaan. Aanvullend is besloten elkaar in het Toeristisch Overleg Wadden (TOW) bij te praten en samen initiatieven te ondernemen als dat nodig is. De Erecode wordt opgenomen in de Gebiedsagenda Wadden 2050 en is sturend bij de promotie rondom Werelderfgoed Waddenzee. De monitoring wordt geborgd in de Basismonitoring Wadden.
Actieplan Vaarrecreatie
Het Actieplan Vaarrecreatie Waddenzee (2014-2018) is het gezamenlijk resultaat van de samenwerking tussen Waddenprovincies, ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (incl. Waddenunit), Rijkswaterstaat, kust- en eilandgemeenten in het Waddengebied, natuur- en watersportorganisaties. Het Actieplan is een vervolg op het zogenaamde Convenant Vaarrecreatie Waddenzee dat liep van 2007-2012.
Lauwersmeer ontstond vijftig jaar geleden op de plek van de Lauwerszee. Ondanks de komst van toeristen, boeren en militairen groeide het nieuwe meer uit tot een van de mooiste natuurgebieden in ons land.
Een schitterend getijdenlandschap van 9100 hectare in het waddengebied afsluiten met een dijk? „Dat zouden we nu nooit meer doen. Zo’n inpoldering is tegenwoordig ondenkbaar. De afsluiting van de Lauwerszee was natuurlijk een ecologische ramp. Het heeft een tijdlang flink gestonken door alle dode schelpen en wadpieren. Maar daarvoor is wel iets heel moois in de plaats gekomen.”
Jaap Kloosterhuis, boswachter van Staatsbosbeheer in het Nationaal Park Lauwersmeer, weet waar hij het over heeft. Van heinde en verre reizen natuurliefhebbers en rustzoekers naar het gebied, dat sinds enkele jaren ook het predicaat Dark Sky Park voert, aangezien hinderlijk licht ’s nachts vrijwel afwezig is. Ze komen voor de zeearend en de rietorchis. Maar vooral ook voor water, strand, rust en een visje in de haven.
Recreatie was niet het belangrijkste doel dat de
inpolderaars meer dan een halve eeuw geleden voor ogen hadden. Het ging
ze vooral om de veiligheid, een betere afwatering van Friesland,
Groningen en de kop van Drenthe en de vergroting van het landbouwareaal.
Bovendien was Defensie in het Noorden naarstig op zoek naar een groot
oefenterrein.
Op de grens van Groningen en Friesland
Al
in de zeventiende eeuw werd nagedacht over het afsluiten van de
binnenzee op de grens van Friesland en Groningen die was genoemd naar de
Lauwers, het riviertje dat beide provincies scheidt. De dijk kwam er
niet. Ook niet toen waterstaatsingenieur Van Diggelen in 1849 een nieuw
plan lanceerde. Hij wilde niet alleen de Lauwerszee, maar ook de
Zuiderzee en een groot deel van het waddengebied droogleggen.
In
de jaren dertig van de vorige eeuw kwam er een commissie die inpoldering
van de duizend jaar oude zeetong moest onderzoeken. In 1934
presenteerde ingenieur Verhoeven een plan. Het was de tijd van de
werkverschaffing. Verhoeven, die in Noord-Duitsland
landaanwinningsprojecten van de Duitse overheid had bezocht, stelde een
dijk voor van Ezumazijl naar Zoutkamp. De reacties waren lauw, het plan
belandde in de la.
Na de watersnoodramp in Zeeland in 1953 en de
Kerstvloed van 1954 veranderde het speelveld. Velen in Friesland en
Groningen begrepen dat er iets moest gebeuren. De dijken langs de
Lauwerszee waren in slechte conditie. Door een nieuwe dijk aan te leggen
van 13 kilometer kon ruim 32 kilometer aan gebrekkige zeekering
ongemoeid blijven en veranderen in een slaperdijk.
Bovendien was de economische toestand in Noordoost-Friesland niet florissant. Het inpolderingsproject moest zorgen voor nieuwe welvaart. Toen Den Haag draalde, vooral uit huiver voor de kosten van het megaproject, werden in Friesland 135.000 handtekeningen van voorstanders verzameld. Duizenden Friezen kwamen af op een protestbijeenkomst in Leeuwarden.
Wadlopen vanaf schip blijft toegestaan zonder vergunning
Wadlopen vanaf een drooggevallen schip met een groep tot vijftig personen blijft toegestaan zonder vergunning en zonder wadloopgids. Dat hebben de Staten 27 februari 2019 bepaald.
Gedeputeerde Klaas Kielstra wilde in de nieuwe
wadloopverordening vastleggen dat er voor groepen boven de zeven
personen voortaan een vergunning nodig is. Nu is dat nog niet het geval,
maar dat leidt volgens Kielstra tot problemen. ,,Er worden steeds meer
activiteiten ontplooid op het wad. Het wordt steeds minder beheersbaar.”
Staten slaan advies van gedeputeerde in de wind
Natuurorganisaties hebben daar hun zorgen over geuit. Ook de veiligheid zou in het geding zijn, aldus Kielstra. Coalitiepartijen FNP, VVD en SP lieten zich echter niet overtuigen en vonden de nieuwe regel overbodig. ,,Mei sokke burokratyske rompslomp komme tradysjes as it waadrinnen yn ’e knipe”, aldus Wopke Veenstra, verwijzend naar het FNP-meldpunt voor bedreigde Friese tradities. Hij vond de plicht om te zorgen voor een vergunning en een wadloopgids ,,in diskwalifikaasje fan skippers, dy’t mânsk genôch binne om te bepalen wat it lije kin”.
Vrijstelling
Hetty
Janssen (PvdA) wees erop dat branchevereniging BBZ van
beroepschartervaarders met de provincie is overeengekomen dat er voor
zeilcharterschepen een vrijstelling geregeld wordt voor de
vergunningplicht. Groepen tot vijftig mensen zouden dan tot vijfhonderd
meter rond het schip mogen wadlopen. ,,De belangenclub kan hiermee uit
de voeten, wat is dan nog jullie bezwaar”, vroeg ze aan FNP, VVD en SP,
die de motie mede indienden.
Maar die partijen wilden helemaal van
de vergunningplicht af en kregen daarvoor een krappe meerderheid van de
Staten achter zich. Wel blijft de beperking tot vijftig personen en
vijfhonderd meter bestaan.
Het aantal gewone zeehonden in de internationale Waddenzee is sterk
toegenomen tot 40 duizend exemplaren. Gewone zeehonden kunnen ongeveer
43% van het visbestand dat in het najaar in de Waddenzee aanwezig is
opeten. Toch is een direct verband tussen de teruggelopen visstand en
het toegenomen aantal gewone zeehonden nog niet te leggen, blijkt uit
nieuw onderzoek gepubliceerd in Ecosphere.
Dankzij het stoppen van de jacht en beschermende maatregelen op het
gebied van verstoring en vervuiling, is de populatie gewone zeehonden*
de laatste veertig jaar sterk gegroeid. Uit de meest recente tellingen
blijkt dat de populatie gewone zeehonden in de internationale Waddenzee
uit bijna 40.000 dieren bestaat.
Zeehonden die op zee foerageren, eten gemiddeld zo’n 4 à 5 kilogram
vis per dag. Op jaarbasis komt dat voor alle gewone zeehonden in de
internationale Waddenzee op zo’n 55 tot 60 duizend ton vis. Voor de
‘Nederlandse’ zeehonden is dat 14 tot 17 duizend ton vis.
“De achteruitgang van het visbestand in de Waddenzee begon in een
tijd dat de zeehondenpopulatie nog heel klein was. Wel kan de predatie
door zeehonden nu het visbestand beïnvloeden”, aldus Geert Aarts, de
eerste auteur van het artikel. Hoe zit het precies? Wat is er bekend, en
ontbreekt er nog kennis? De stand van zaken aan de hand van vijf
vragen.
Hoeveel vis zit er in de Nederlandse Waddenzee?
Wat eten zeehonden?
Waar halen zeehonden hun voedsel vandaan?
Hebben zeehonden invloed op het visbestand?
Veroorzaken zeehonden de achteruitgang van het visbestand in de Waddenzee?
De aantallen vogels en zeehonden op het Wad groeien nog steeds.Dit is de belangrijkste conclusie van het jaarlijkse integrale onderzoek naar vaarrecreatie en natuurwaarden in de Waddenzee. Het onderzoek gaat over het vaarseizoen 2017.
Stijging Wadvogels
Het onderzoek is opgedeeld in vier delen. Er is gekeken naar het aantal vaarbewegingen op het Wad, het gebruik van AIS (geografisch informatiesysteem) aan boord, het aantal vogels en zeehonden en de confrontatie tussen natuur en watersport.
Wat opvalt is dat het seizoengemiddelde van het aantal Nederlandse Wadvogels is gestegen van 600.000 eind jaren zeventig naar ruim 800.000 in 2017. Het aantal gewone- en grijze zeehonden neemt nog steeds toe. In 2017 waren er ruim 8000 gewone zeehonden en 4000 grijze zeehonden.
Kennis vergroten
Het onderzoek wordt uitgevoerd door een consortium van onderzoeksinstituten met ETFI, RUG, SOVON, de Karrekiet en Altenburg & Wymenga. De wetenschappers doen dit in opdracht van het Actieplan Vaarrecreatie Waddenzee. Het doel is om de kennis te vergroten over de interactie tussen natuur en watersportrecreatie op het Wad.
Lastig oordeel
Uit het onderzoek komt ook naar voren dat het aantal vaarrecreanten op het Wad afneemt, maar de verblijfsduur neemt toe. Met andere woorden: de vaarrecreatie blijft stabiel. Daardoor is volgens de onderzoekers lastig om een oordeel te geven over de druk van vaarrecreatie op de Waddenzee en de dierenpopulaties.